Operation Manual

NL
32
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Voorzorgsmaatregelen tijdens de inrijperiode
Maximale toerental (afb. 25)
Toerental tijdens het inrijden en het normale rijden:
1) Tot 1000 km;
2) van 1000 tot 2500 km
Tot 1000 km
Tijdens de eerste 1000 km dient men de toerenteller in de
gaten te houden: de toeren mogen absoluut niet boven:
5.500÷6.000 min
-1
komen
Tijdens de eerste inrij-uren van de motor is het raadzaam
de lading en het toerental voortdurend te wijzigen, daarbij
echter wel binnen de voorgeschreven limieten blijvend.
Bijzonder goed hiervoor geschikt zijn wegen met veel
bochten en hellingen waarop de motor, de remmen en de
ophanging doeltreffend ingereden worden.
Voorzichtigheid is geboden tijdens de eerste 100 km, met
name tijdens het remmen: niet bruusk en lang remmen
om het wrijvingsmateriaal op de remblokjes de kans te
geven gelijkmatig af te slijten.
Om alle mechanische onderdelen tegelijkertijd de kans te
geven hun bewegingen op elkaar af te stemmen en de
duurzame werking van de belangrijkste motoronderdelen
niet in gevaar te brengen, raden wij u aan niet abrupt te
versnellen en de motor niet te lang op het hoogste
toerental te laten draaien, vooral niet op hellingen.
Wij raden u bovendien aan de ketting vaak te controleren
en indien nodig te smeren.
Van 1000 tot 2500 km
Men kan de prestaties van de motor nu gaan verhogen
maar nooit meer dan 7.000 min
-1
.
TOT
TRIP
¡C
¡F
AMPM
min
-1
X1000
11
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
1.000 ÷ 2.500 Km
1.000 Km
afb. 25