Technical data

Gebruiksaanwijzing
Brandstof
Dit toestel is uitsluitend geschikt voor het stoken van hout, bruinkoolbriketten en kolen. Alle
andere brandstoffen zijn verboden. Het gebruik ervan kan leiden tot ernstige schade aan Uw
toestel.
Stook ook geen behandeld hout, zoals sloophout, geverfd hout, geïmpregneerd hout of ver
-
duurzaamd hout, multiplex of spaanplaat. Het stoken ervan, evenals van kunststof, oud papier
en huishoudelijk afval is sterk vervuilend voor het toestel, de schoorsteen en het milieu. Een
schoorsteenbrand kan hiervan het gevolg zijn.
Hout
Gebruik bij voorkeur hard hout. Eik, berk en fruitbomenhout zijn zeer goede houtsoorten om
te stoken. Het hout moet minstens 2 jaar goed gedroogd zijn op een overdekte en goed ver
-
luchte plaats. Reeds gekloven hout droogt beter. Het maximale vochtpercentage voor droog
hout is 20%. Nat hout is als brandstof niet bruikbaar, u heeft er geen warmte van, alle energie
gaat verloren in het verdampen van het vocht, er komen slechtruikende gassen vrij en er is
veel roetaanslag op de ruit van de deur en in de schoorsteen.
Bruinkoolbriketten
Bruinkoolbriketten branden op ongeveer dezelfde manier als hout. Zorg ervoor dat vooraleer
U briketten gaat stoken, er een goed houtskoolbed in de kachel aanwezig is.
Kolen
Antracietkolen bestaan er in verschillende categorieën. Sommige kenmerken kunnen bij wet
bepaald zijn. Zo moet antraciet “A” minder dan 10% vluchtige bestanddelen bevatten, antra
-
ciet “B” minder dan 12%. Het asgehalte kan variëren van 3 tot 13%.
Voor een goede werking van Uw toestel wordt het gebruik van antraciet “A” met een laag as
-
gehalte aanbevolen. Brandstof met een hoog asgehalte heeft immers een lagere stookwaarde,
moet vaker ontast worden, en dooft sneller.
Het aanbevolen kaliber is 12/22 of 20/30.
Luchtregeling
Voor de aanvoer van verbrandingslucht is het toestel voorzien van drie luchtopeningen onder-
aan het toestel, waarvan twee regelbaar zijn via een hendel onderaan de deur. Via speciale
luchtkanalen wordt de primaire lucht (1) geleid tot onderaan de verbrandinsgkamer , en de
secundaire lucht (2) tot bovenaan het glasraam. Een permanente luchtaanvoer achteraan de
verbrandingskamer (3) onder de vlamplaat zorgt voor een perfecte naverbranding (zie gu-
ren).
10