Operating Instructions and Installation Instructions

NL-36
Nederlands
12.5
OPMERKING
De koel-circulatiepomp (M17) loopt in de bedrijfsmodus “Koelen”
voortdurend.
Afhankelijk van de hydraulische aansluiting bij passieve koeling
kan het loopgedrag van de verwarmings-circulatiepomp (M13),
onder Instellingen-pompsturing worden veranderd.
12.4.4 Stille en dynamische koeling
Al naargelang het aansluitschema zijn er verschillende
systeemconfiguraties mogelijk. Deze keuze kan in het menu-
item “instellingen – koeling”.worden gemaakt.
Uitsluitend dynamische koeling (bijv.
ventilatorconvectoren)
De regeling stemt overeen met een vaste waarde regeling.
In het menu-item instellingen wordt hiertoe de gewenste
teruglooptemperatuur ingesteld.
Uitsluitend stille koeling(bijv. vloer-, wand- of
plafondkoeling)
De regeling gebeurt volgens de ruimtetemperatuur. Hiervoor
is de temperatuur van de ruimte, waar de
ruimteklimaateenheid 1 volgens aansluitschema is
aangesloten, doorslaggevend. In het menu-item instellingen
wordt hiertoe de gewenste ruimtetemperatuur ingesteld.
Het maximaal over te brengen koelvermogen is bij de stille
koeling sterk van de relatieve luchtvochtigheid afhankelijk.
Een hoge luchtvochtigheid reduceert daarbij het maximale
koelvermogen, omdat bij het bereiken van het berekende
dauwpunt de vertrektemperatuur niet verder verlaagd wordt.
Combinatie van dynamische en stille koeling
De regeling vindt apart in twee regelcircuits plaats.
De regeling van het dynamische circuit stemt overeen met
een vaste-waarde-regeling.(zoals beschreven bij
dynamische koeling).
De regeling van de stille koeling gebeurt volgens de
ruimtetemperatuur (zoals beschreven bij stille koeling).door
aansturing van de mengkraan 2e/3e verwarmingskring
(stille verwarmings-/ koelkring).
OPMERKING
Schakelt de koelgenerator door het bereiken van de minimale
vertrektemperatuur van 7 °C uit, dan moet of het waterdebiet verhoogd of
een hogere, normteruglooptemperatuur (b.v. 16 °C) worden ingesteld.
12.5 Ruimtetemperatuurregeling
Verwarmingssystemen worden meestal met zelfwerkende
inrichtingen voor het ruimtegewijs regelen van de
ruimtetemperatuur uitgerust.
In verwarmingsmodus registreren de ruimtethermostaten de
actuele temperatuur en openen het regelorgaan (bijv.
servomotor), zodra de temperatuur lager is dan de ingestelde
temperatuur.
In koelmodus moeten ruimtethermostaten ofwel gedeactiveerd
ofwel door thermostaten vervangen worden, die voor verwarmen
en koelen geschikt zijn.
In de koelmodus gedraagt de ruimtethermostaat zich precies
omgekeerd, zodat bij een overschrijding van de gewenste
temperatuur het regelorgaan opengaat.
13 Speciale accessoires
13.1 Afstandsbediening
Voor meer comfort is een afstandsbedieningseenheid als
speciaal toebehoren verkrijgbaar. Bediening en menusturing zijn
identiek met die van de warmtepompmanager. Aansluiting met
een 6-aderige telefoonsnoer (toebehoren) met
westerncontacten.
OPMERKING
Bij verwarmingsregelaars met een afneembaar besturingspaneel (zie
Hoofdstuk 3.2.1 op pag. 4) kan het direct als afstandsbedieningseenheid
toegepast worden.
13.2 Afstand Diagnose Systeem (ADS)
Het Afstand Diagnose Systeem (ADS) werd ontwikkeld, om via
de pc toegang tot de warmtepompmanager te kunnen hebben.
Met behulp van de software en in combinatie met een internet-pc
en de afzonderlijk te bestellen hardwarepaketten kunnen
gebruikersinstellingen gelezen en desgewenst veranderd
worden. De software is zodanig geprogrammeerd, dat er
permanent gegevens tussen WPM en pc uitgewisseld worden.
Aanvragen zijn zowel aan de WPM als ook in het programma
mogelijk.
De software start via een normale internetbrowser en is
geoptimaliseerd voor de bedrijfssystemen Windows 2000,/XP.
Er zijn twee varianten verkrijgbaar:
Afstandsdiagnose ter plaatse (bijv. met laptop): Lokaal
Diagnose Systeem (LDS). Directe kabelverbinding van een
pc via het LDS hardwarepakket naar de
warmtepompmanager (WPM).
Afstandsdiagnose via modem: Remote Diagnose System
(RDS). Het RDS is een nuttig gereedschap ter
afstandscontrole van een installatie en om
gebruikersinstellingen aan de warmtepompmanager uit te
voeren.