Operating Instructions and Installation Instructions
NL-31
Nederlands
Inbedrijfstelling van lucht/water-warmtepompen 10
Wordt er van verwarmingsmodus naar warmwaterbereiding of
zwembadwater-bereiding overgeschakeld, dan loopt de
verwarmings-circulatiepomp tenminste 1 minuut lang door.
De verwarmingspomp loopt voortdurend bij buitentemperaturen
kleiner dan 3 °C, bij teruglooptemperaturen kleiner dan 15 °C en
bij temperaturen kleiner dan 6 °C aan de vorstbeveiligingsvoeler
van de lucht/water-warmtepompen.
OPMERKING
In de bedrijfsmodus zomer loopt de verwarmingspomp om de 150 uren
voor 1 minuut (om te voorkomen, dat de verwarmingspomp aan het begin
van het stookseizoen vastzit).
9.7.2 Warmwatercirculatiepomp
Tijdens de warmwaterverwarming loopt de warmwater-
circulatiepomp (gebruikswater-laadpomp). Vindt er tijdens het
verwarmen een warmwater-aanvraag plaats, dan wordt
gedurende de werking van de warmtepomp de verwarmings-
circulatiepomp uitgeschakeld en de warmwater-circulatiepomp
geactiveerd.
Bij warmtepompen met een bijkomende warmtewisselaar en
instelling – parallel verwarm.-WW naar “Ja” loopt de
warmwater-circulatiepomp tijdens het verwarmen parallel met de
verwarmingspomp, totdat de ingestelde maximum temperatuur
bereikt is.
9.7.3 Zwembadwatercirculatiepomp
Gedurende de zwembadwater-verwarming loopt de zwembad-
circulatiepomp. Een aflopende zwembadwater-verwarming
wordt door een warmwater-aanvraag, door ontdooiing of door
verhoging van de verwarmingscurve (bijv. na nachtverlaging),
maar niet door een verwarmingsregelaar “meer”-signaal
onderbroken. Bestaat de aanvraag nog na 60 minuten
zwembadwater-verwarming, dan wordt voor 7 minuten de
zwembad-circulatiepomp uitgeschakeld en de verwarmings-
circulatiepomp ingeschakeld, om de terugloopvoeler weer
typerende temperatuur van de verwarmingskring aan te leveren.
Indien tijdens deze 7 minuten de verwarmingsregelaar een
“meer”-signaal produceert, wordt eerst de warmtevraag bewerkt.
OPMERKING
In de zomermodus wordt de zwembad-bereiding na 60 minuten niet door
een spoeltijd onderbroken.
9.7.4 Bijkomende circulatiepomp
De uitgang bijkomende circulatiepomp kan geconfigureerd
worden, om een parallelle werking van de bijkomende
circulatiepomp en de compressor van de warmtepomp te
bereiken. Een configuratie volgens verwarmings-, warmwater-
en zwembadbereiding is mogelijk. Bovendien loopt de pomp,
wanneer de teruglooptemperatuur onder 15 °C resp. bij lucht/
water-warmtepompen de vorstbeveiligingsvoeler onder 6 °C
gedaald is.
In de zomermodus loopt de bijkomende circulatiepomp om de
150 uur voor 1 minuut.
9.7.5 Primaire pomp voor warmtebron
De primaire pomp levert de energie van de warmtebron naar de
warmtepomp
De bronwater- of glycolwater-circulatiepomp loopt altijd, wanneer
de warmtepomp ingeschakeld is. De pomp start 1 minuut voor de
compressor en schakelt 1 minuut na de compressor uit.
Bij lucht/water-warmtepompen wordt de ventilator gedurende de
ontdooiing uitgeschakeld.
10 Inbedrijfstelling van lucht/water-warmtepompen
Om het ontdooien bij lucht/waterwarmtepompen te garanderen
dient de teruglooptemperatuur tenminste 18 °C te bedragen, om
te voorkomen, dat de ontdooiing door onderschrijding van de
minimaal toegestane temperatuur aan de vorstbeveiligingsvoeler
verbroken wordt.
Door activeren van de functie inbedrijfstelling (speciale functie)
wordt voor een duur van 1 uur de 2e warmtegenerator
vrijgegeven, een ontdooiing onderdrukt resp. een momenteel
aflopende ontdooiing afgebroken.
De verwarmingspomp loopt gedurende de inbedrijfstelling
permanent en een warmwater- of zwembadaanvraag worden
geïgnoreerd.
OPMERKING
Bij lage verwarmingswatertemperaturen moet eerst het bufferopslagvat
opgewarmd worden, voordat de individuele verwarmingskringlopen
achtereenvolgend geopend worden.
Type warmtepomp Primaire pomp
Lucht/water-warmtepomp ventilator
Grond/water-warmtepomp Glycolwater-circulatiepomp
Water/water-warmtepomp Bronpomp










