Operating Instructions and Installation Instructions

NL-28
Nederlands
9.4
EVB2: Warmtepomp geblokkeerd, de 2de warmtegenerator
wordt bij een warmtevraag vrijgegeven.
EVB3: Warmtepomp geblokkeerd, de 2de warmtegenerator
wordt beneden de instelbare grenstemperatuur EVB3
vrijgegeven.
Voor mono-energetische en monovalente installaties wordt de
2de warmtegenerator tijdens een EVB-blokkering altijd
geblokkeerd. De instelling van de afsluiting
elektriciteitsmaatschappij is niet actief.
OPMERKING
Voor een externe blokkering van de warmtepomp, die niet na max. 2 uren
automatisch teruggezet wordt, dient de externe blokkeringsingang
(contact X3/A2) gebruikt te worden. Als de waarde onder de minimaal
toegestane teruglooptemperatuur daalt, wordt de warmtepomp ook
vrijgegeven, wanneer er een blokkeringssignaal bestaat.
9.4 Aansturing van de 2de warmtegenerator
9.4.1 Aansturing van dompelverwarmingselementen
In mono-energetische installaties wordt er van elektrische
hulpverwarmingen gebruikt gemaakt. Deze worden
warmtegeregeld in- of uitgeschakeld, wanneer in het
voorconfiguratiemenu de werkwijze “Mono-energetisch”
gekozen is en de ingestelde grenstemperatuur (zie
Hoofdstuk 9.2 op pag. 27) onderschreden wordt.
9.4.2 Constant geregelde ketel (mengkraan-regeling)
Bij dit soort ketels wordt het ketelwater bij een vrijgave van de
warmtepompmanager altijd op een vaste temperatuur (bijv.
70 °C) verwarmd. De ingestelde temperatuur moet zo hoog
ingesteld worden, dat ook de warmwaterbereiding naargelang
behoefte m.b.v. de ketel plaatsvinden kan. Voor de regeling van
de mengkraan zorgt de warmtepompmanager, die desgewenst
de ketel aanvraagt en zoveel ketelwater erbij mengt, dat de
gewenste terugloop- resp. warmwatertemperatuur bereikt wordt.
De ketel wordt via de uitgang 2de warmtegenerator van de
warmtepompmanager aangevraagd en de werkwijze van de
2de warmtegenerator moet op “constant” gecodeerd worden.
9.4.3 Glijdend geregelde ketel (brander-regeling)
In tegenstelling tot een constant geregelde ketel levert de
glijdend geregelde ketel direct de met de buitentemperatuur
overeenkomstige verwarmingswater-temperatuur. Het drieweg-
omschakelventiel heeft geen regelfunctie; de enige opgave is het
doorvoeren van verwarmingswater, al naar werkwijze, voorbij
aan de ketelkringloop of door de ketel heen.
Bij uitsluitende warmtepompwerking wordt het
verwarmingswater langs de ketel geleid, om verlies door van de
ketel afgegeven warmte te voorkomen. Indien er reeds een
weergeregelde brander-regeling bestaat, moet de
spanningsvoorziening naar de brander-regeling bij uitsluitende
warmtepompwerking verbroken zijn. Hiertoe dient de besturing
van de ketel aan uitgang 2de warmtegenerator van de
warmtepompmanager aangesloten te worden en de werkwijze
van de 2de warmtegenerator op “glijdend” gecodeerd te worden.
De karakteristiek van de brander-regeling wordt overeenkomstig
met de warmtepompmanager ingesteld.
9.4.4 Speciaal programma voor oudere ketels en centrale accumulators
Indien de tweede warmtegenerator aangevraagd wordt en in het
menu „Instellingen – 2de warmtegenerator“ het zogenoemde
speciale programma geactiveerd wordt, blijft de
2dewarmtegenerator tenminste 30 uur lang in werking. Wanneer
de warmtebehoefte in deze tijd daalt, gaat de tweede
warmtegenerator over naar “standby-werking”
(2de warmtegenerator aan spanning, maar mengkraan DICHT).
Hij wordt pas geheel uitgeschakeld, wanneer er 30 uren lang
geen aanvraag aan de 2de warmtegenerator bestaat.
Deze functie kan bij bivalente installaties als volgt toegepast
worden:
1) Bij oudere olie- of gasketels, om corrosie op grond van
herhaaldelijke dauwpunt-onderschrijdingen te voorkomen.
2) Bij centrale accumulators, om de accumulatorlading
onafhankelijk van de actuele warmtebehoefte voor de
volgende dag te waarborgen.
9.4.5 Bivalent-regeneratief
Bij de integratie van een regeneratieve warmtebron (bijv. zon,
hout) dient deze voorrang voor de warmtepomp te hebben (zie
Afb. 2.3 op pag. III). Hiertoe wordt er in de voorconfiguratie op
bivalent-regeneratief gecodeerd. Zolang de regeneratieve
accumulator koud is, gedraagt het systeem zich als een mono-
energetische installatie.
De voeler van de regeneratieve accumulator wordt op de
analoge ingang N1-B8 aangesloten. De mengkraan-uitgangen
van de bivalentiemengkraan zijn actief.
OPMERKING
Bij warmtepompen zonder geïntegreerde vertrekvoeler dient deze
achteraf uitgerust te worden (N1-B5).
Basisfunctie:
De temperatuur in de regeneratieve accumulator wordt
geregistreerd en met de vertrektemperatuur van de
overeenkomstige aanvraag (warm water, verwarming of
zwembad) vergeleken. Wanneer de temperatuur hoger is dan de
onderstaande condities, wordt de warmtepomp geblokkeerd, de
regeneratieve accumulator als 2dewamrtegenerator gebruikt en
de bivalentiemengkraan overeenkomstig aangestuurd.