Operation Manual

62 Netwerkconfiguratie
devolo dLAN 500 WiFi
De Wi-Fi-filter mag alleen als bijko-
mende optie gebruikt worden. Met be-
hulp hiervan kunt u de toegang tot uw
draadloze netwerk beperken. Zonder
codering echter zouden alle datatrans-
missies relatief eenvoudig door derden
meegelezen kunnen worden.
Om het Wi-Fi-filter te gebruiken, activeert u de optie
Filter inschakelen. U kunt nu verschillende netwerk-
apparaten aan de hand van hun zogenaamde MAC-
adres voor de toegang tot hun dLAN 500 WiFi hand-
matig invoeren of uit de lijst van bekende apparaten
(zie 6.3.2 WLAN-status WLAN-monitor) overne-
men. Iedere positie bevestigt u met Toevoegen.
Vrijgegeven WLAN-stations
Met uw dLAN 500 WiFi verbonden netwerkapparaten
resp. stations worden automatisch opgesomd, d.w.z
om een al verbonden station voor de dLAN 500 WiFi
vrij te geven, kiest u eenvoudig het MAC-adres van het
betreffende apparaat en bevestigt deze met Toevoe-
gen. Deze verschijnt dan onder Vrijgegeven WLAN-
stations. Om een vrijgegeven station te verwijderen,
kiest u het MAC-adres daar van en bevestigt u met Se-
lectie wissen.
Het Wi-Fi-filter kan alleen worden in-
gesteld voor stations die direct met
het zendstation zijn verbonden (niet
gasttoegang).
Het MAC-adres identificeert de hardware-in-
terface van ieder afzonderlijk netwerkappa-
raat eenduidig (bijv. de Wi-Fi-kaart van een
computer of ethernet-interface van een prin-
ter). Deze bestaat uit zes hexadecimale getal-
len van twee posities, die telkens met
dubbele punt van elkaar zijn gescheiden (bijv.
00:0B:3B:37:9D:C4).
Het MAC-adres van een Windows-PC kunt u gemakke-
lijk bepalen, door het venster met de prompt onder
Start Alle programma's Accessoires Prompt
opent. Voer hier het bevel IPCONFIG /ALL in. Het
MAC-adres wordt onder de benaming Fysiek adres
weergegeven.
Vergeet niet na het invoeren van de MAC-adressen de
knop Opslaan aan te klikken. Als de ingevoerde waar-
den fout zijn (b.v. omdat de dubbele punten ontbre-
ken), wordt een bijbehorende foutmelding
weergegeven.