Operation Manual

Wielen en banden
15
177Caravan - 14-09 - NL
15.6 Reservewielhouder
De reservewielhouder is standaard in de gaskast aangebracht. Het reservewiel is
tegen meerprijs verkrijgbaar.
Reservewiel eruit nemen:
De schroef (Afb. 169,1) losmaken en met de centrering (Afb. 169,2) verwijderen.
Reservewiel eruit nemen.
15.7 Bandenspanning
De draagkracht en daarmee de houdbaarheid van een band hangt direct samen
met de bandenspanning. Lucht is een vluchtig medium, dat onvermijdelijk ook uit
de banden ontsnapt.
Als vuistregel kan ervan uitgegaan worden, dat bij een gevulde band na twee
maanden een spanningsverlies van 0,1 bar optreedt. Om schade of klappen van de
banden te vermijden, de bandenspanning regelmatig controleren.
Technisch toelaatbare maximum snelheid = 120 km/u.
Altijd de snelheidsbeperkingen van de afzonderlijke landen in acht nemen (zie
hoofdstuk 18).
Afb. 169 Reservewielhouder
2
1
X Een te lage bandenspanning leidt tot oververhitting van de band. Dit kan
zware schade in de band tot gevolg hebben.
X Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de bandenspanning
controleren. Een verkeerde bandenspanning veroorzaakt overmatige slij-
tage en kan de banden beschadigen of zelfs doen klappen. Het voertuig kan
uit controle raken.
X Alleen ventielen gebruiken die voor de voorgeschreven bandenspanning
zijn toegelaten.
Z Bandenspanning alleen controleren bij koude banden.
Z De opgaven van de bandenspanningswaarden gelden voor beladen voer-
tuigen bij koude banden.
Z Bij warme banden is de spanning hoger dan bij koude banden. De juiste span-
ning daarom bij koude banden controleren.
Z Opgave van de spanning in bar.