Operation Manual

Onderhoud
13
168 Caravan - 10-12 - NL
13.5.2 Verwarmingsvloeistof bijvullen
Het voertuig horizontaal zetten. Zo kunnen luchtbellen worden vermeden.
Warmwaterverwarming uitschakelen en laten afkoelen.
Afscherming afschroeven resp. aftrekken.
De draaisluiting (Afb. 163,1) van de buffertank opendraaien.
Neem het deksel met de circulatiepomp er langzaam naar boven uit.
Bescherming tegen vorst met een anti-vriesmeter controleren. Het antivriesge-
halte moet 40 % bedragen of overeenkomen met een bescherming tot -25 °C.
Water-antivries-mengsel langzaam in de buffertank gieten.
13.5.3 Verwarmingsinstallatie ontluchten
De ontluchtingsventielen zijn bij de verwarmingen ingebouwd.
Warmwaterverwarming uitschakelen en laten afkoelen.
Het ontluchtingsventiel (Afb. 164,1) openen en open laten tot er geen lucht
meer ontsnapt.
Het ontluchtingsventiel sluiten.
Deze procedure bij alle ontluchtingsventielen herhalen.
Controleren of de warmwaterverwarming warm wordt.
13.6 Klimaatregeling
Z Het optimale vloeistofpeil is bereikt, wanneer de vloeistof in de buffertank 1 cm
boven de "MIN"-markering staat.
Afb. 164 Ontluchtingsventiel warmwater-
verwarming
X Voor werkzaamheden aan het apparaat de stroomvoorziening uitschakelen.
Z De klimaatregeling nooit zonder pluizenfilter gebruiken. Zonder pluizenfilter
raakt de verdamper vervuild waardoor de capaciteit van de klimaatregeling
afneemt.
Z Bij een verstopte condenswaterafvoer kan er condenswater in het voertuig
terecht komen. De condenswaterafvoer vrij van vuil, bladeren en dergelijke
houden.