Operation Manual
23
5M
otorcaravan - 09-08 - DET-0037-07NL
Wielen en banden
1
4
Reservewiel eruit nemen: Moeren (Afb. 263,1) aan de rechter en linker haak (Afb. 263,2) van de
reservewielhouder met ratelsleutel en verlenging losdraaien.
Moeren tot ca. 3 tot 4 cm uitdraaien.
Beugel (Afb. 263,3) licht naar boven drukken, haak naar achter resp. voren
drukken en beugel uithaken.
Korf helemaal neerlaten en het reservewiel eruit trekken.
14.7 Bandenspanning
De draagkracht en daarmee de houdbaarheid van een band hangt direct
samen met de bandenspanning. Lucht is een vluchtig medium, dat onvermij-
delijk ook uit de banden ontsnapt.
Als vuistregel kan ervan uitgegaan worden, dat bij een gevulde band na twee
maanden een spanningsverlies van 0,1 bar optreedt. Om schade of klappen
van de banden te vermijden, de bandenspanning regelmatig controleren.
Afb. 263 Reservewielhouder onder het
voertuig
Een te lage bandenspanning leidt tot oververhitting van de band. Dit kan
zware schade in de band tot gevolg hebben.
Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de bandenspan-
ning controleren. Een verkeerde bandenspanning veroorzaakt overma-
tige slijtage en kan de banden beschadigen of zelfs doen klappen. Het
voertuig kan uit controle raken.
Alleen ventielen gebruiken die voor de voorgeschreven bandenspan-
ning zijn toegelaten.
Bandenspanning alleen controleren bij koude banden.
De opgaven van de bandenspanningswaarden gelden voor beladen voer-
tuigen bij koude banden.
Bij warme banden is de spanning hoger dan bij koude banden. De juiste
spanning daarom bij koude banden controleren.
Opgave van de spanning in bar.
Het gebruikte ventiel moet voor de luchtdruk zijn toegelaten. Boven
4,75 bar raden wij het gebruik van een metalen ventiel aan.