Operation Manual

1
20 Motorcaravan - 09-08 - DET-0037-07N
L
Elektrische installatie
9
Maatregelen: Alle elektrische verbruikers die niet strikt noodzakelijk zijn met hun schake-
laar uitschakelen.
Indien nodig met de hoofdschakelaar 12 V de 12-V-voorziening voor kort-
stondig bedrijf inschakelen. Dit is echter alleen mogelijk, wanneer de accu-
spanning boven 11 V ligt. Ligt de spanning daaronder, kan de 12-V-
voorziening pas weer worden ingeschakeld als de woonruimteaccu werd
opgeladen.
9.5.4 Acculading
Als de voertuigmotor draait, worden de woonruimteaccu en de startaccu door
de voertuigdynamo bijgeladen. Als de voertuigmotor is uitgeschakeld, worden
de accu's automatisch door een relais in het elektroblok van elkaar
gescheiden. Daardoor wordt voorkomen dat de startaccu door elektrische ver-
bruikers in de woonruimte wordt ontladen. Daardoor ontstaan er geen pro-
blemen bij het starten van het voertuig. De laadtoestand van de
woonruimteaccu, resp. de startaccu kan op het paneel worden afgelezen.
Als het voertuig op de 230-V-voorziening is aangesloten, worden de woon-
ruimteaccu en de startaccu via de laadmodule in het elektroblok bijgeladen.
De startaccu wordt hierbij alleen met een druppellading geladen. De laad-
stroom wordt aan de laadtoestand van de accu aangepast. Daardoor is over-
laden niet mogelijk.
Om de volle capaciteit van de laadmodule in het elektroblok te gebruiken,
dienen alle elektrische verbruikers tijdens het laden uitgeschakeld te worden.
9.6 Elektroblok (EBL 101)
Ventilatiesleuven niet afdekken. Gevaar voor oververhitting!
Afhankelijk van het model zijn niet altijd alle stekkerplaatsen voor zeke-
ringen uitgerust.
Verdere informatie ontlenen aan de aparte gebruiksaanwijzing van de
fabrikant.