Operation Manual
2
3C
aravan - 11-06 - DET-0025-06NL
Veiligheid
3
3.5.2 Gasflessen
3.6 Elektrische installatie
De gaskast is door zijn functie en constructie een ruimte met opening
naar buiten. De standaard ingebouwde kunstmatige ventilatie nooit
afdekken of dichtzetten. Ontsnappend gas kan anders niet naar buiten
worden weggeleid.
De gaskast niet als opbergruimte gebruiken, omdat er geen vocht kan
binnendringen.
De gaskast beveiligen tegen de toegang van onbevoegden. Daarvoor
de gaskast afsluiten.
De hoofdafsluitkraan op de gasfles moet toegankelijk zijn.
Alleen apparaten op gas (bijv. gasgrill) aansluiten die voor een gasdruk
van 30 mbar zijn bedoeld.
De gasafvoerbuis moet aan de verwarming en aan de schoorsteen goed
afsluiten en stevig vastzitten. De gasafvoerbuis mag niet beschadigd
zijn.
De rookgassen moeten onbelemmerd naar buiten kunnen stromen en
de verse lucht moet onbelemmerd toe kunnen treden. Daarom mag de
onderrand van het voertuig niet met flappen of door sneeuwwallen
worden afgesloten. De inlaatopeningen in de bodemplaat vrij en schoon
houden.
Gasflessen alleen in de gaskast meenemen.
Gasflessen in de gaskast verticaal plaatsen.
Gasflessen beveiligd tegen draaien en kantelen vastbinden.
Als de gasflessen niet op de gasslang zijn aangesloten, altijd de
beschermkap aanbrengen.
Hoofdafsluitkraan aan de gasfles sluiten voordat de gasdrukregelaar of
de gasslang van de gasfles wordt verwijderd.
Gasdrukregelaar op de gasfles alleen met de hand aansluiten. Geen
gereedschap gebruiken.
Voor het gebruik in voertuigen uitsluitend een speciale gasdrukregelaar
met veiligheidsventiel gebruiken. Andere gasdrukregelaars zijn niet toe-
gelaten en voldoen niet aan de hoge eisen.
Alleen gasflessen van 11 kg of 5 kg gebruiken. Campinggasflessen met
ingebouwd terugslagventiel (blauwe flessen met een inhoud van max.
2,5 resp. 3 kg) mogen in uitzonderingsgevallen met een veiligheidsven-
tiel worden gebruikt.
Voor buitengasflessen zo kort mogelijke slangen gebruiken (max.
120 cm).
Bij gasflessen van aluminium nooit de ventilatieopeningen in de vloer
onder de gasflessen blokkeren.
Alleen vaklieden aan de elektrische installatie laten werken.
Voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd aan de elektrische
installatie, alle apparaten en lichten uitschakelen, de accu's afklemmen
en de 230-V-voedingskabel van het net afhalen.