Operation Manual
1
72 Caravan - 11-06 - DET-0025-06N
L
Wielen en banden
1
4
Wielschroeven eruit draaien en wiel afnemen.
Reservewiel op wielnaaf zetten en afstellen.
Wielschroeven erin draaien en kruisgewijs licht aandraaien.
Wagenkrik naar beneden draaien en verwijderen.
Wielschroeven met wielsleutel gelijkmatig aandraaien. De gewenste
waarde van het aandraaimoment van de wielschroeven ligt bij 90 Nm voor
stalen velgen resp. 110 Nm voor aluminiumvelgen.
14.5.4 Wiel vervangen bij aluminiumvelgen
14.6 Reservewielhouder
De reservewielhouder is standaard in de gaskast aangebracht. Het reserve-
wiel is tegen meerprijs verkrijgbaar.
Reservewiel eruit nemen:
De schroef (Afb. 182,1) losmaken en met de centrering (Afb. 182,2) verwij-
deren.
Reservewiel eruit nemen.
14.7 Bandenspanning
De draagvlakken moeten schoon en braamvrij zijn.
De wielen alleen met de bijgevoegde bevestigingsdelen in eerste
instantie licht aandraaien en controleren op een foutloos draagvlak en
een foutloze vrije loop. Vervolgens de wielschroeven met een draaimo-
mentsleutel kruiselings vastdraaien.
Bij verschillende asuitvoeringen zijn geen centrering (centreerhulp),
geen band en geen bouten aanwezig. Er moet op gelet worden dat de
wielschroeven gelijkmatig over de boutgaten worden gecentreerd (niet
kantelen).
Afb. 182 Reservewielhouder
Een te lage bandenspanning leidt tot oververhitting van de band. Dit kan
zware schade in de band tot gevolg hebben.
Regelmatig voor het begin van de rit of iedere 2 weken de bandenspan-
ning controleren. Een verkeerde bandenspanning veroorzaakt overma-
tige slijtage en kan de banden beschadigen of zelfs doen klappen. Het
voertuig kan uit controle raken.
Alleen ventielen gebruiken die voor de voorgeschreven bandenspan-
ning zijn toegelaten.