Operation Manual

Caravan - 11-05 - DET-0025-05 NL 21
Veiligheid
3
3.6 Elektrische installatie
3.7 Waterinstallatie
Propaangas is gasvormig tot -42 °C, butaangas daarentegen slechts tot 0 °C. Vanaf
deze temperaturen is er geen gasdruk meer aanwezig. Butaangas is niet geschikt
voor gebruik in de winter.
De gasslang op de aansluiting van de gasflessen regelmatig op dichtheid controle-
ren. De gasslang mag geen scheurtjes vertonen en niet poreus zijn. De gasslang ui-
terlijk 10 jaar na productiedatum in een erkende werkplaats laten vervangen. De ge-
bruiker van de gasinstallatie moet voor de vervanging zorgen.
De gaskast is door zijn functie en constructie een ruimte met opening naar buiten.
Om ontsnappend gas meteen naar buiten te kunnen wegleiden, de standaard inge-
bouwde kunstmatige ventilatie nooit bedekken of dichtzetten.
De gaskast niet als opbergruimte gebruiken, omdat er geen vocht kan binnendringen.
De hoofdafsluitkraan op de gasfles moet toegankelijk zijn.
De gaskast afsluiten voor de toegang van onbevoegden.
Gasflessen alleen in de gaskast meenemen.
Als de gasflessen niet op de gasslang zijn aangesloten, altijd de beschermkap aan-
brengen.
Werkzaamheden aan de elektrische installatie alleen laten uitvoeren door vakbe-
kwaam personeel.
Voordat er werkzaamheden worden uitgevoerd aan de elektrische installatie, alle ap-
paraten en lichten uitschakelen, de accu afklemmen en de 230-V-voedingskabel van
het net afhalen.
Gebruik uitsluitend originele zekeringen met de waarden die in de gebruiksaanwijzing
staan vermeld.
Defecte zekeringen alleen vervangen, als de foutoorzaak bekend en verholpen is.
Zekeringen nooit overbruggen of repareren.
> Als het voertuig bij vorstgevaar niet wordt verwarmd, de volledige waterinstallatie leeg-
maken. De waterkranen in de middelste stand geopend laten. Alle aftapkranen geo-
pend laten. Zo wordt vorstschade aan de inbouwapparatuur en aan het voertuig ver-
meden.
> Staand water in de watertank of in waterleidingen wordt na korte tijd ondrinkbaar.
Daarom voor ieder gebruik van het voertuig de waterleidingen en de watertank met
meerdere liters vers water goed doorspoelen. Daarvoor alle waterkranen open zetten.
Na ieder gebruik van het voertuig de watertank en alle waterleidingen volledig leegma-
ken.