Operation Manual

20 Caravan - 11-05 - DET-0025-05 NL
Veiligheid
3
3.4 Gebruik van een aanhanger
3.5 Gasinstallatie
Bij het aan- of afkoppelen van de caravan is voorzichtigheid geboden.
Tijdens het rangeren voor het aan- of afkoppelen mag niemand zich tussen het trek-
voertuig en de caravan bevinden.
Voordat u wegrijdt alle gasafsluitkranen en de hoofdafsluitkraan sluiten.
Bij het vullen van de brandstoftank voor het trekvoertuig, op veerponten en in de ga-
rage, mag geen vuurhaard (gastoestel, gasverwarming, gasboiler etc.) in werking
zijn. Explosiegevaar!
De gasinstallatie alleen door een geautoriseerde werkplaats laten repareren of wijzi-
gen.
De gasinstallatie conform de nationale bepalingen door een geautoriseerde werk-
plaats laten controleren. Dit geldt ook voor niet aangemelde voertuigen. Bij wijzigin-
gen aan de gasinstallatie de gasinstallatie meteen door een geautoriseerde werk-
plaats laten controleren.
Bij een defect aan de gasinstallatie (gaslucht, hoog gasverbruik) bestaat explosiege-
vaar! Onmiddellijk de hoofdafsluitkraan op de gasfles sluiten. Ramen en deuren ope-
nen en ventileren. Niet roken, geen open vuur en geen elektrische apparaten (licht-
schakelaar enz.) bedienen. Defect door een geautoriseerde werkplaats laten
verhelpen.
Voor ingebruikname van open vuurhaarden (gaskooktoestel) een dakluik openen.
Gaskooktoestel niet gebruiken voor verwarmingsdoeleinden.
De gasafvoerbuis moet aan de verwarming en aan de schoorsteen goed afsluiten en
stevig vastzitten. De gasafvoerbuis mag niet beschadigd zijn.
De rookgassen moeten onbelemmerd naar buiten kunnen stromen en de verse lucht
moet onbelemmerd toe kunnen treden. Daarom mag de onderrand van de voertuig
niet met flappen of door sneeuwwallen worden afgesloten. De inlaatopeningen in de
bodemplaat vrij en schoon houden.
Wanneer de caravan of de gastoestellen niet worden gebruikt, de hoofdafsluitkraan
op de gasfles sluiten.
Als er meerdere gastoestellen voorhanden zijn, dan is voor ieder apparaat een gasaf-
sluitkraan vereist. Wanneer apparaten niet worden gebruikt, moet de betreffende
gasafsluitkraan worden gesloten.
Ontstekingsbeveiligingen moeten na uitgaan van de gasvlam binnen een minuut slui-
ten. Daarbij is een klik te horen. Werking zo nu en dan controleren.
Voor het gebruik in voertuigen uitsluitend een speciale gasdrukregelaar met veilig-
heidsventiel gebruiken. Andere gasdrukregelaars zijn niet toegelaten en voldoen niet
aan de hoge eisen. De gasdrukregelaar om de 10 jaar laten vervangen.
Alleen gasflessen van 11 kg of 5 kg gebruiken. Campinggasflessen met ingebouwd
terugslagventiel (blauwe flessen met een inhoud van max. 2,5 resp. 3 kg) mogen in
uitzonderingsgevallen met een veiligheidsventiel worden gebruikt.
Gasflessen in de gaskast rechtop en beveiligd tegen draaien vastbinden.