User Manual

Aansluiting
Selecteer of het thuisnetwerk moet worden verbonden met een draadloos
LAN of een bekabeld LAN.
Wanneer u een verbinding maakt met het netwerk via een bekabeld LAN,
selecteert u “Bekabeld” na het aansluiten van een LAN-kabel.
Wanneer u verbinding maakt met het netwerk via een draadloos LAN,
selecteert u “Wi-Fi” en configureert u de “Wi-Fi-installatie”. (v
blz. 100)
Wi-Fi:
Gebruik de functie Draadloos LAN (Wi-Fi)
om te verbinden met een netwerk.
Bekabeld:
Gebruik een LAN-kabel om te verbinden
met een netwerk.
o
Wi-Fi-inst.
Verbinden met een draadloze LAN-router (Wi-Fi).
De router kan op de volgende manieren worden aangesloten.
Selecteer de verbindingsmethode volgens uw thuisomgeving.
0
“Wi-Fi-inst.” wordt niet in het menu weergegeven wanneer “Aansluiting” in het
menu op “Bekabeld” staat.
n
Auto-Scan
Selecteer het netwerk waarmee u een verbinding wilt maken uit de lijst
met mogelijke netwerken die op de display worden weergegeven.
1. Selecteer het netwerk waarmee u een verbinding wilt maken uit de
lijst van draadloze netwerken.
Selecteer “Opn.scannen” als het netwerk niet kan worden
gevonden.
2. Voer uw wachtwoord in en druk op ENTER.
Inhoud Aansluitingen Weergave Instellingen Tips Appendix
100
Voor-/
bovenpaneel
Achterpaneel
Afstandsbediening
Index