Operation Manual
Netwerk
Om dit toestel te gebruiken door het te verbinden met een thuisnetwerk (LAN), moet u de netwerkinstellingen configureren.
Als u uw thuisnetwerk (LAN) instelt via DHCP, stelt u “DHCP” in op “Aan”. (gebruik de standaardinstelling.) Hierdoor kan het toestel uw thuisnetwerk
(LAN) gebruiken.
Wanneer u een IP-adres handmatig toewijst aan elke apparaat, moet u een IP-adres toewijzen aan dit toestel via de instellingen “IP-adres” en moet u
informatie invoeren over uw thuisnetwerk (LAN) zoals het gatewayadres en subnetmasker, enz.
Informatie
Toon netwerkinformatie.
Schermnaam / Aansluiting / SSID / DHCP / IP-adres /
MAC-adres (Ethernet) / MAC-adres (Wi-Fi) /
Wi-Fi signaalsterkte
Aansluiting
Selecteer of het thuisnetwerk moet worden verbonden met een draadloos
LAN of een bekabeld LAN.
Wanneer u een verbinding maakt met het netwerk via een bekabeld LAN,
selecteert u “Bekabeld (Ethernet)” na het aansluiten van een LAN-kabel.
Wanneer u verbinding maakt met het netwerk via een draadloos LAN,
selecteert u “Draadloos (Wi-Fi)” en configureert u de “Wi-Fi-
installatie”. (v
blz. 198)
o
Aansluiten met
Selecteer de methode voor het verbinden met het thuisnetwerk (LAN).
Bekabeld (Ethernet):
Gebruik een LAN-kabel om te verbinden
met een netwerk.
Draadloos (Wi-Fi)
(Standaard) :
Gebruik de functie Draadloos LAN (Wi-
Fi) om te verbinden met een netwerk.
Inhoud Aansluitingen Weergave Instellingen Tips Appendix
197
Voorpaneel Display Achterpaneel
Afstandsbediening
Index