Users Guide

Printer delen in een Windows-omgeving
1 Bereid de computers voor op het delen van de printer:
a Schakel in het Configuratiescherm de optie Bestands- en printerdeling in bij Netwerk om ervoor te zorgen dat
alle computers waarvoor de printer wordt gebruikt, toegankelijk zijn. Raadpleeg de documentatie bij Windows
voor informatie over het inschakelen van Bestands- en printerdeling.
b Installeer de printersoftware op alle computers waarvoor de printer wordt gebruikt.
2 Identificeer de printer:
a Open de printermap op de computer die is aangesloten op de printer:
1 Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
2 Typ control printers in het vak Zoekopdracht of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
b Klik met de rechtermuisknop op de naam van de printer.
c Klik op Delen of Printereigenschappen.
d Selecteer Deze printer delen of Gedeeld als op het tabblad Delen.
e Geef de printer een herkenbare naam en klik op OK.
3 Zoek de printer vanaf de externe computer:
Opmerking: de externe computer is de computer die niet is aangesloten op de printer.
a Open de map Printers:
1 Klik op of op Start en klik op Uitvoeren.
2 Typ control printers in het vak Zoekopdracht of Uitvoeren.
3 Druk op Enter of klik op OK.
b Klik met de rechtermuisknop op de naam van de printer.
c Klik op Eigenschappen of Printereigenschappen.
d Klik op Poorten > Poort toevoegen > Lokale poort > Nieuwe poort.
e Typ de UNC-naam voor de poort (Universal Naming Convention; uniforme naamgevingsregels). Deze bestaat
uit de naam van de server en de naam van de printer die is opgegeven in stap 2 op pagina 104. De naam moet
de volgende notatie hebben: \\server\printer.
f Klik op OK.
g Klik op Sluiten in het dialoogvenster Printerpoorten.
h Controleer of de nieuwe poort is geselecteerd op het tabblad Poorten en klik op Toepassen.
i Klik op OK.
Printer delen in een Macintosh-omgeving
1 Kies in de Finder Help > Mac Help.
2 Typ printer delen op een netwerk in het zoekvak en druk op return.
Netwerk 104