Users Guide

Faxen
365
OPMERKING:
voorkiezen ondersteunt alleen de omgeving waar u een fax naar de externe lijn stuurt. Als u Voorkiezen wilt
gebruiken, moet u het volgende vanaf het bedieningspaneel uitvoeren.
1
Druk op de knop
(Informatie)
.
2
Tik op het tabblad
Extra
en tik vervolgens op
Beheerinstellingen
.
3
Tik op
Faxinstellingen
.
4
Tik op
Faxlijninstellingen
.
5
Tik op
Lijntype
.
6
Tik op
PBX
en dan op
OK
.
7
Tik op
Standaardinstellingen verzending
.
8
Tik op
Voorkiezen
.
9
Tik op
Aan
.
10
Voer een voorkiesnummer in met behulp van de numerieke toetsen en tik op
OK
. Voor het invoeren van
voorkiesnummers kunt u de cijfers 0 - 9, evenals een * en # gebruiken. Een voorkiesnummer mag uit maximaal 5
tekens bestaan.
11
Schakel de printer uit en weer in om de instellingen toe te passen.
Geavanceerde faxinstellingen
OPMERKING:
de geavanceerde faxinstellingen zijn alleen bedoeld voor geavanceerde gebruikers. Door onjuiste instellingen
zou de printer beschadigd kunnen worden.
Als u fouten bij het verzenden of ontvangen van faxen tegenkomt, is het menu voor geavanceerde faxinstellingen
beschikbaar, waar u de instellingen dienovereenkomstig kunt wijzigen.
Volg de instructies om het menu Diagnose (klantfunctie) te openen.
1
Zet de printer uit.
2
Ontkoppel alle netwerkkabels, telefoonlijnen en USB-kabels van de printer.
3
Schakel de printer in en houd de knoppen
8
en
2
van het numerieke toetsenbord ingedrukt om de
Klantfunctie
te starten.
Als alle geavanceerde faxinstellingen zijn gemaakt, moet u de printer uit en aan zetten,
zodat de nieuwe
instellingen van kracht worden.
Modemsnelheid U kunt de modemsnelheid instellen.
Handm.
faxontvangers
weergeven
U kunt instellen of het faxnummer van de ontvanger moet worden
weergegeven op het scherm Fax verzenden wanneer u een fax
handmatig verstuurt.
Faxoverzichten Faxactiviteit U kunt instellen of er automatisch een faxactiviteitenrapport
wordt afgedrukt na elke 50 inkomende en uitgaande
faxcommunicaties.
Faxverzending U kunt instellen of er na een faxverzending een verzendresultaat
wordt afgedrukt.
Faxrondzending U kunt instellen of er na een faxverzending naar meerdere locaties
een verzendresultaat wordt afgedrukt.
Faxprotocol U kunt instellen of het protocolmonitorrapport na een
faxverzending moet worden afgedrukt om problemen met het
faxprotocol bij te houden.
Optie Beschrijving