Users Guide

Dell™ Printer Configuration Web Tool
149
Standaardinstellingen Scannen
Toepassing:
Aanmaken van uw eigen standaard scaninstellingen.
Waarden:
Server-poortnummer Stelt het serverpoortnummer in.
Inlognaam Stelt de gebruikersnaam in.
Aanmeldingswachtwoord
Stelt het log-inwachtwoord in.
Voer het wachtwoord
opnieuw in
Bevestig het wachtwoord door dit nogmaals in te voeren.
Gedeelde naam Stelt de gedeelde naam in.
Serverpad Hiermee stelt u het serverveld in.
Poging. nr.herh. Stelt het aantal pogingen (013) in om het nummer te herhalen als de lijn bezet is. Als de waarde 0
ingevoerd wordt, zal de printer het nummer niet herhalen.
Interval voor opnieuw
kiezen
Stelt de tijdsinterval (115 minuten) tussen het nummer herhalen in.
Uitgestelde nieuwe
verzending
Stelt de tijdsinterval (3255 seconden) tussen de pogingen tot herverzending in.
Toon/puls Stelt in of er een kiestoon of -puls gebruikt wordt.
Voorkiezen Stelt in of er een voorkiesnummer gedraaid moet worden.
Voorkiesnummer Stelt een voorkiesnummer in van maximaal vijf cijfers. Dit nummer wordt gedraaid voordat eventuele
automatische nummers worden gedraaid. Dit is nuttig voor toegang tot de PABX-telefooncentrale.
Faxvoorblad Stelt in of er een schutblad toegevoegd moet worden aan faxen.
Naam faxkoptekst
*1
Hiermee bepaalt u of de informatie van de afzender in de koptekst van een fax moet worden
afgedrukt.
ECM Stelt in of de ECM (Error Correction Mode - foutcorrectiemodus) ingeschakeld moet worden. Voor
het gebruik van ECM moeten de machines aan de andere kant van de lijn ook ECM ondersteunen.
Modemsnelheid Hiermee kunt u de fax-modemsnelheid afstellen waarmee de verzending of ontvangst van een fax
wordt uitgevoerd.
Handm. faxontvangers
weergeven
U kunt instellen of het faxnummer van de ontvanger moet worden weergegeven op het scherm Fax
verzenden wanneer u een fax handmatig verstuurt.
Faxactiviteit Stelt in of er na elke 50 binnenkomende en uitgaande faxberichten een automatisch
activiteitenrapport moet worden afgedrukt.
Faxverzending Stelt in of er na elk faxbericht of uitsluitend na een foutbericht een verzendingsrapport moet worden
afgedrukt.
Faxrondzending Stelt in of er na elk faxbericht aan meerdere bestemmingen of uitsluitend na een foutbericht een
verzendingsrapport moet worden afgedrukt.
Faxprotocol Stelt in of er na elk faxbericht of uitsluitend na een foutbericht een protocol-monitorrapport moet
worden afgedrukt.
*1
Dit onderdeel is alleen beschikbaar wanneer de optie Land is ingesteld op Verenigde Staten.
Bestandsindeling Stelt het bestandsformaat in waarin gescande documenten moeten worden opgeslagen.
Uitvoerkleur Stelt in of er gescand moet worden in kleur of in zwart/wit.
Resolutie Stelt de standaardresolutie bij het scannen in.
Originele formaat Stelt de papierformaatinstelling van het origineel in.