Users Guide
Table Of Contents
- Dell Command | Monitor Versie 10.4 Gebruikershandleiding
- Kennismaking met Dell Command | Monitor 10.4
- Windows SMM Security Mitigations Table (WSMT)-compatibiliteit
- Standaarden en protocollen voor Dell Command | Monitor 10.4
- Gebruiksscenario's met Dell Command | Monitor 10.4
- Gebruik van Dell Command | Monitor 10.4
- Polling-interval instellen
- Statusrapportage RAID
- De Dell clientsystemen controleren
- Applicatielogboek voor Dell Command | Monitor voor Linux
- Stations met geavanceerde indeling detecteren
- Opstartconfiguraties
- De systeeminstellingen wijzigen
- Dell clientsystemen lokaal beheren met Dell Command | Monitor 10.4
- Dell clientsystemen op afstand beheren met Dell Command | Monitor 10.4
- Veelgestelde vragen over Dell Command | Monitor 10.4
- Stappen voor probleemoplossing met behulp van Dell Command | Monitor 10.4
- Kan geen externe verbinding maken met Windows Management Instrumentation
- Installatiefout op systemen waarop Windows wordt uitgevoerd
- Inventarisatiewaarde van BIOS-instelling wordt weergegeven als 1
- Hapi-installatie mislukt vanwege de afhankelijkheid van libsmbios
- CIM-resource niet beschikbaar
- Kan opdrachten niet uitvoeren met behulp van DCM op de systemen met Ubuntu Core 16
- Andere documenten die u misschien nodig hebt
- Contact opnemen met Dell
● Dell Command | Monitor voor Linux ondersteunt controleren met WinRM- en WSMan-opdrachten.
Applicatielogboek voor Dell Command | Monitor voor
Linux
Dell Command | Monitor voor Linux scheidt de applicatielogboeken en meldingen voor rapportage en foutopsporing. De geschiedenis van
de gegenereerde meldingen en logboeken van de Dell Command | Monitor applicatie kan worden bekeken in het bestand
dcm_application.log in /opt/dell/dcm/var/log.
Configuratiebestand
U kunt log.property van het configuratiebestand in /opt/dell/dcm/conf bijwerken om de gewenste instellingen en DEBUG toe te
passen:
OPMERKING: Start de OMI-server opnieuw nadat u het configuratiebestand hebt gewijzigd om de wijzigingen toe te passen.
● Log_Level: er zijn drie logboekniveaus voor het scheiden van de systeemberichten: ERROR, INFO, DEBUG
De gebruiker kan het logboekniveau wijzigen via het configuratiebestand. Als het logboekniveau is ingesteld op DEBUG, stuurt de Dell
Command | Monitor applicatie alle logboekinformatie naar het opgegeven logbestand.
OPMERKING: Het standaardlogboekniveau is ingesteld op INFO.
● File_Size: de gebruiker kan de maximale grootte van het bestand dcm_application. log opgeven. De standaard bestandsgrootte is
500 MB.
OPMERKING: De waarde File_Size moet worden uitgedrukt in bytes.
● BackupIndex: de gebruiker kan de rollover-telling van het bestand dcm_application. log opgeven. Als de standaard rollover-telling 2
is, zal het derde back-upbestand het oudste bestand negeren.
Stations met geavanceerde indeling detecteren
Clientsystemen gaan over naar AF-schijven (Advanced Format, geavanceerde indeling) voor een grotere storagecapaciteit en om de
beperkingen van de harde schijven met sectoren van 512 bytes te elimineren. Systemen die overgaan naar schijven met sectoren van 4
KB, behouden achterwaartse compatibiliteit, terwijl de huidige AF-harde schijf, de 512e harde schijf, overeenkomt met 512-bytes SATA en
werkt met 4 KB. Tijdens de transitie kunt u prestatieproblemen ondervinden, zoals defecte schijfstations in de clientsystemen die
resulteren in fouten in sectorgebaseerde versleutelingssoftware die met 512e-schijven werken. Met Dell Command | Monitor kunt u
bepalen of de harde schijf op een systeem een 4 KB AF-schijf is, wat helpt om zulke problemen te voorkomen.
Opstartconfiguraties
OPMERKING:
Dell Command | Monitor voor Linux biedt geen mogelijkheden voor opstartconfiguratie. Dit gedeelte is dus niet van
toepassing op Dell Command | Monitor voor Linux.
Een client-systeem kan een van twee typen opstartconfiguratie hebben:
● Legacy (BIOS)
● UEFI
De opstartconfiguratie (Legacy of UEFI) wordt in Dell Command | Monitor gemodelleerd met behulp van de volgende klassen:
● DCIM_ElementSettingData
● DCIM_BootConfigSetting
● DCIM_OrderedComponent
● DCIM_BootSourceSetting
● DCIM_SmartAttributeInfo
OPMERKING:
De termen Opstartconfiguratie en Opstartlijsttype worden door elkaar gebruikt en geven dezelfde betekenis aan met
betrekking tot Legacy of UEFI.
14 Gebruik van Dell Command | Monitor 10.4