Users Guide

Toepassingslog voor Dell Command | Monitor voor
Linux
Dell Command | Monitor voor Linux maakt een onderscheid tussen toepassingslogs en meldingen met een rapporterend en een
foutoplossend doel. De geschiedenis van de gegenereerde meldingen en logs voor de Dell Command | Monitor toepassing kan worden
bekeken in het dcm_application.log-bestand, beschikbaar op /opt/Dell/dcm/var/log.
Configuratiebestand
U kunt het configuratiebestand log.property updaten dat beschikbaar is op /opt/Dell/dcm/conf om de gewenste instellingen en
DEBUG toe te passen:
OPMERKING: Start de OMI-server opnieiuw op nadat u wijzigingen in het configuratiebestand hebt aangebracht om de
wijzigingen toe te passen.
Log_Level: er zijn drie logniveaus om de systeemberichten te onderscheiden: ERROR, INFO, DEBUG
De gebruiker kan het logniveau van het configuratiebestand wijzigen. Als het logniveau wordt ingesteld op DEBUG, stuurt de Dell
Command | Monitor toepassing alle informatie naar het opgegeven logbestand.
OPMERKING: Het standaardlogniveau is ingesteld op INFO.
File_Size: de gebruiker kan de maximale grootte van het dcm_application.log-bestand specificeren. De standaardgrootte is 500
MB.
OPMERKING: De File_Size-waarde moet worden uitgedrukt in bytes.
BackupIndex: de gebruiker kan de telling van het verloop van het dcm_toepassing.log-bestand specificeren. Als de standaardtelling
van het verloop 2 is, zal het derde back-upbestand het oudste bestand overschrijven.
Stations met geavanceerde indeling detecteren
Clientsystemen maken een transitie door naar AF-stations (Advanced Format) met als doel een grotere opslagcapaciteit en het aanpakken
van de beperkingen van HDD's met sectoren van 512 bytes. De harde schijven die de transitie naar 4KB-sectoren maken, blijven volledig
compatibel; de huidige AF-stations, ook wel bekend als 512e harde schijven, passen bij 512-byte SATA en werken op 4KB. Tijdens de
overgang kunt u prestatieproblemen ondervinden, zoals verkeerd op partitie uitgelijnde stations in de clientsystemen, resulterend in fouten
in op sectoren gebaseerde coderingssoftwarepakketen die met 512e-stations werken. Dell Command | Monitor stelt u ertoe in staat te
bepalen op de harde schijf op een systeem een 4KB AF-station is, wat helpt om deze problemen te voorkomen.
Opstartconfiguraties
OPMERKING:
Dell Command | Monitor voor Linux biedt geen mogelijkheden voor opstartconfiguratie. Dit gedeelte is
dus niet van toepassing op Dell Command | Monitor voor Linux.
Een client-systeem kan een van twee typen opstartconfiguratie hebben:
Legacy (BIOS)
UEFI
De opstartconfiguratie (Legacy of UEFI) wordt in Dell Command | Monitor gemodelleerd met behulp van de volgende klasses:
DCIM_ElementSettingData
DCIM_BootConfigSetting
DCIM_OrderedComponent
DCIM_BootSourceSetting
DCIM_SmartAttributeInfo
OPMERKING:
De termen Opstartconfiguratie en Opstartlijsttype worden door elkaar gebruikt en geven dezelfde
betekenis aan met betrekking tot Legacy of UEFI.
14 Dell Command | Monitor 10.3 gebruiken