Users Guide
Activaprofiel
Garantiestatus op eindpuntapparaat:
• Bepaal de status van de garantie door de klasse DCIM_AssetWarrantyInformation te specificeren of op te halen.
• Controleer of de garantiestatus kan worden bepaald met behulp van de eigenschappen WarrantyStartDate en WarrantyEndDate van
de klasse DCIM_AssetWarrantyInformation.
OPMERKING: Vereiste voor DCIM_AssetWarrantyInformation is dat u een werkende internetverbinding hebt. Als u
Dell Command | Monitor uitvoert achter een proxyserver, zorg dan dat de proxy-instellingen juist zijn
geconfigureerd.
Ga voor meer informatie naar de Dell Support website:
1. Ga naar Dell.com/support.
2. Selecteer uw land of regio in de vervolgkeuzelijst 'Kies een land/regio' onder aan de pagina
3. Selecteer de support-categorie 'Garantie en contracten'.
OPMERKING: De garantie-informatie wordt elke 15 dagen automatisch bijgewerkt. In het geval van een recente
garantiestatus kan de weergegeven garantie-informatie afwijken van de op de Dell Support site weergegeven
informatie.
Batterijprofiel
• Bepaal de status van de batterij door een instance van de klasse DCIM_Battery te inventariseren of op te halen.
• Bepaal de geschatte werkingstijd en geef de geschatte resterende lading weer.
• Controleer of de statusinformatie voor de batterij kan worden vastgesteld met de eigenschappen Operational Status en HealthState
van de klasse DCIM_Battery.
• Haal extra informatie op over de status van de batterij met de eigenschap DCIM_Sensor.CurrentState of de eigenschap
CIM_NumericSensor.CurrentState.
Profiel BIOS-beheer
• Bepaal de BIOS-versie door de instance van de klasse DCIM_BIOSElement te inventariseren.
• Controleer of de BIOS- kenmerkwaarden kunnen worden gewijzigd of niet. Haal de instance van de klasse DCIM_BIOSEnumeration
op. Het kenmerk kan worden gewijzigd als de eigenschap IsReadOnly op False is ingesteld.
• Stel het systeemwachtwoord in (SystemPwd). Voer de methode DCIM_BIOSService.SetBIOSAttributes( ) uit en stell
SystemPwd in op de parameter AttributeName en de wachtwoordwaarde op de parameter AttributeValue.
• Stel het BIOS- of Adminwachtwoord (AdminPwd) in. Voer de methode DCIM_BIOSService.SetBIOSAttributes( ) uit en stel het
AdminPwd in op de parameter AttributeName en de wachtwoordwaarde op de parameter AttributeValue.
• Voer de methode DCIM_BIOSService.SetBIOSAttributes( ) uit en geef de parameters AttributeName en AttributeValue op.
• Als u een BIOS-kenmerk wilt wijzigen wanneer er een BIOS- of Admin-wachtwoord is ingesteld, voert u de methode
DCIM_BIOSService.SetBIOSAttributes( ) uit en geeft u de AttributeName en AttributeValue op en geeft u het huidige BIOS-
wachtwoord op als de AuthorizationToken-invoerparameter.
Opstartbeheer
• Verander de volgorde van de opstartitems in de Legacy- en UEFI-opstartlijst.
• Schakel de opstartitems in de Legacy en UEFI-opstartlijst in of uit.
• Zoek de huidige opstartconfiguratie op door de instances van de klasse DCIM_ElementSettingData te inventariseren, waarbij de
eigenschap IsCurrent op 1 is ingesteld. De DCIM_BootConfigSetting vertegenwoordigt de huidige opstartconfiguratie.
Mobiel basisbureaublad
• Bepaal het systeemmodel, de servicetag en het serienummer door de instance van de klasse, DCIM_ComputerSystem, te
inventariseren.
• Voer de methode DCIM_ComputerSystem.RequestStateChange( ) uit en stel de waarde van de parameter RequestedState in op
3. Schakel het systeem uit.
Gebruiksscenario's met Dell Command | Monitor 10.2.1
11