Users Guide

De Dell clientsystemen bewaken
Dell Command | Monitor voor Windows ondersteunt Simple Network Management Protocol (SNMP) voor het bewaken en beheren van
clientsystemen zoals notebooks, desktops en werkstations. Het Management Information Base (MIB)-bestand wordt gedeeld tussen
Dell Command | Monitor en Server Administrator. Dell Command | Monitorvoor Windows vanaf versie 9.0 is gewijzigd om een OID te
gebruiken dat speciek is voor de client-OID (10909), zodat consoles clientsystemen kunnen identiceren.
Zie Dell Command | Monitor SNMP Referentiegids op dell.com/dellclientcommandsuitemanuals voor meer informatie over SNMP.
Zie Dell Command | Monitor SNMP Referentiegids voor meer informatie over SNMP.
Dell Command | Monitor voor Linux ondersteunt bewaking met WinRM- en WSMan-opdrachten.
Toepassingslog voor Dell Command | Monitor voor
Linux
Dell Command | Monitor voor Linux maakt een onderscheid tussen toepassingslogs en meldingen met een rapporterend en een
foutoplossend doel. De geschiedenis van de gegenereerde meldingen en logs voor de Dell Command | Monitor toepassing kan worden
bekeken in het
dcm_application.log-bestand, beschikbaar op /opt/Dell/dcm/var/log.
Conguratiebestand
U kunt het conguratiebestand log.property updaten dat beschikbaar is op /opt/Dell/dcm/conf om de gewenste instellingen en DEBUG
toe te passen:
OPMERKING
: Start de OMI-server opnieiuw op nadat u wijzigingen in het conguratiebestand hebt aangebracht om de
wijzigingen toe te passen.
Log_Level: er zijn drie logniveaus om de systeemberichten te onderscheiden: ERROR, INFO, DEBUG
De gebruiker kan het logniveau van het conguratiebestand wijzigen. Als het logniveau wordt ingesteld op DEBUG, stuurt de Dell
Command | Monitor toepassing alle informatie naar het opgegeven logbestand.
OPMERKING
: Het standaardlogniveau is ingesteld op INFO.
File_Size: de gebruiker kan de maximale grootte van het dcm_application.log-bestand speciceren. De standaardgrootte is 500 MB.
OPMERKING
: De File_Size-waarde moet worden uitgedrukt in bytes.
BackupIndex: de gebruiker kan de telling van het verloop van het dcm_toepassing.log-bestand speciceren. Als de standaardtelling
van het verloop 2 is, zal het derde back-upbestand het oudste bestand overschrijven.
Stations met geavanceerde indeling detecteren
Clientsystemen maken een transitie door naar AF-stations (Advanced Format) met als doel een grotere opslagcapaciteit en het aanpakken
van de beperkingen van HDD's met sectoren van 512 bytes. De harde schijven die de transitie naar 4KB-sectoren maken, blijven volledig
compatibel; de huidige AF-stations, ook wel bekend als 512e harde schijven, passen bij 512-byte SATA en werken op 4KB. Tijdens de
overgang kunt u prestatieproblemen ondervinden, zoals verkeerd op partitie uitgelijnde stations in de clientsystemen, resulterend in fouten
in op sectoren gebaseerde coderingssoftwarepakketen die met 512e-stations werken. Dell Command | Monitor stelt u ertoe in staat te
bepalen op de harde schijf op een systeem een 4KB AF-station is, wat helpt om deze problemen te voorkomen.
Opstartconguraties
OPMERKING
: Dell Command | Monitor voor Linux biedt niet de mogelijkheden voor opstartconguraties. Daarom is dit deel niet
van toepassing voor Dell Command | Monitor voor Linux.
Een client-systeem kan een van twee typen opstartconguratie hebben:
18
Dell Command | Monitor gebruiken