Users Guide
• Voer de methode DCIM_ComputerSystem.RequestStateChange( ) uit en stel de waarde van de parameter RequestedState in op 3.
Schakel het systeem uit.
• Start het systeem opnieuw op. Voer de methode DCIM_ComputerSystem.RequestStateChange( ) uit en stel de waarde van de
parameter RequestedState in op 11.
• Bepaal de aan/uit-status van het systeem.
• Bepaal het aantal processors in het systeem door een query uit te voeren op DCIM_Processor, instances die aan de Central Instance
zijn gekoppeld via de koppeling DCIM_SystemDevice.
• Vraag de systeemtijd op. Voer de methode DCIM_TimeService.ManageTime( ) uit en stel de parameter GetRequest in op True.
• Controleer de status van het beheerde element.
Logboekrecord
• Identiceer de logboeknaam door de DCIM_RecordLog-instance te selecteren waarin de eigenschap ElementName met de
logboeknaam overeenkomt.
• Zoek de afzonderlijke logboekvermeldingen. Haal alle instances van DCIM_LogEntry op die aan de gegeven instance van
DCIM_RecordLog zijn gekoppeld via de koppeling DCIM_LogManagesRecord. Sorteer de instances op basis van de RecordID.
• Controleer of recordlogs zijn ingeschakeld door de instance van de klasse DCIM_RecordLog te inventariseren waarvan de eigenschap
Enabledstate is ingesteld op 2 (ingeschakeld) en waarvan EnabledState is ingesteld op 3 (uitgeschakeld).
• Sorteer de logboekrecords op basis van het tijdstempel van de logboekvermelding. Haal alle instances van DCIM_LogEntry op die aan
de gegeven instance van DCIM_RecordLog zijn gekoppeld via de koppeling DCIM_LogManagesRecord. Sorteer de instances van
DCIM_LogEntry op basis van de eigenschapwaarde CreationTimeStamp op de volgorde Last In First Out (LIFO).
• Wis logboeken door de methode ClearLog() uit te voeren voor de gegeven instance van het DCIM_RecordLog.
Fysiek activum
• Voer een fysieke inventarisatie uit voor alle apparaten in een systeem.
• Voer een fysieke inventarisatie uit voor een systeembehuizing.
• Bepaal het onderdeelnummer van een defect rakend onderdeel.
• Bepaal of een sleuf al dan niet leeg is.
Proel systeemgeheugen
• Haal informatie op over het geheugen van het systeem.
• Haal informatie op over het fysieke geheugen van het systeem.
• Controleer de grootte van het systeemgeheugen.
• Controleer de grootte van het beschikbare systeemgeheugen.
• Controleer de grootte van het fysieke systeemgeheugen.
• Controleer de status van het systeemgeheugen.
16
Gebruikersscenario's