Users Guide

Table Of Contents
c. Klik op Selecteren.
7. Klik op OK.
8. U past de wijzigingen toe door de configuratie in .ini- of .exe-indeling te exporteren. Zie De BIOS-configuratie exporteren.
Geavanceerd systeembeheer
Geavanceerd systeembeheer (ASM, Advanced System Management) is een functie die wordt ondersteund op Dell Precision R7610,
T5810, T7810, T7910 en latere workstations. Deze functie geeft informatie over sensoren voor spanning, temperatuur, stroom, koeling
en voedingseenheid. Met deze functie kunt u ook kunt u de niet-kritische bovenlimieten van sensoren voor spanning, stroom, koeling en
temperatuur instellen. Neem contact op met het supportteam voor informatie over systeemmodellen met deze functie.
De niet-kritieke drempelwaarden instellen
OPMERKING: U kunt alleen de kritieke en niet-kritieke bovengrenzen instellen voor voltage-, stroomsterkte-, koelings- en
temperatuursensoren.
U stelt als volgt de niet-kritieke drempelwaarden in voor de sensoren:
1. Klik op de gewenste optie:
Multiplatformpakket maken
Pakket voor lokaal systeem maken
Een opgeslagen pakket openen
OPMERKING:
Als u een opgeslagen pakket wilt openen, klikt u op Een opgeslagen pakket openen, bladert u naar de
bestandslocatie en klikt u op Openen.
2. Klik op Bewerken of dubbelklik op de optie.
3. Klik in de optierij advsm op Weergeven/Wijzigen in de kolom In te stellen waarde.
Het venster Geavanceerd systeembeheer wordt weergegeven.
OPMERKING:
Als u de niet-kritieke drempelwaarden voor Pakket voor lokaal systeem maken instelt, worden de volgende
kolommen weergegeven: Beschrijving, Type, Index, Locatie, Minimum, Maximum, Kritieke bovengrens, Niet-kritieke
bovengrens en Verwijderen. Het systeem toont de informatie over de beschikbare sensoren. Het is niet mogelijk de velden
Type en Index van de genoemde sensoren te bewerken.
Als u de niet-kritieke drempelwaarden instelt voor Multiplatformpakket maken, worden de volgende kolommen
weergegeven: Type, Index, Niet-kritieke bovengrens en Verwijderen. Het systeem geeft geen waarden weer voor de
sensoren. U moet voor elke van de geselecteerde sensoren de waarden instellen voor de velden Index en Niet-kritieke
bovengrens. Stel de waarde van Index in op basis van de sensoren die in het systeem actief zijn. De waarde van Niet-
kritieke bovengrens moet binnen het bereik van de kritieke bovengrens vallen.
4. Als u de niet-kritieke drempelwaarden wilt instellen voor een nieuwe sensor, klikt u op Sensor toevoegen en typt u de waarden in de
vereiste velden.
5. Als u de niet-kritieke drempelwaarde wilt instellen voor de sensoren in de lijst, geeft u de waarde op in de bijbehorende kolom.
6. Klik op de X-markering om een sensor te verwijderen.
7. Klik op OK.
8. U past de wijzigingen toe door de configuratie in .ini- of .exe-indeling te exporteren. Zie De BIOS-configuratie exporteren.
Validatie BIOS-opties
U kunt de opties van een BIOS-pakket valideren op basis van de configuratie van het hostsysteem met behulp van de optie Valideren.
U kunt de instellingen van een multiplatformpakket, lokaal systeempakket of een opgeslagen pakket valideren. U kunt alle opties valideren,
behalve de opties bootorder, syspwd en setuppwd .
De grafische gebruikersinterface gebruiken voor Dell Command | Configure 4.3
17