Users Guide

1
Inleiding
Dell Command | Configure is software in een pakket waarmee clientsystemen voor bedrijven kunnen worden geconfigureerd. U kunt
de clientsystemen configureren met een grafische gebruikersinterface (GUI) of een opdrachtregelinterface (CLI).
Voor meer informatie over CLI raadpleegt u de Dell Command | Configure Naslaggids voor de opdrachtregelinterface die
beschikbaar is op Dell.com/DellClientCommandSuiteManuals. Dell Command | Configure ondersteunt de volgende Windows- en
Linux-besturingssystemen: Windows 7, Windows 8, Windows 8.1 en Windows 10, Windows Preinstallation Environment (Windows
PE), Red Hat Enterprise Linux 6, Red Hat Enterprise Linux 7 en Ubuntu Desktop 16.04.
OPMERKING: Dell Command | Configure was voorheen Dell Client Configuration Toolkit (CCTK). Na CCTK versie 2.2.1
is de naam van CCTK gewijzigd naar Dell Command | Configure.
Nieuw in deze versie
De nieuwe functies voor deze versie omvatten ondersteuning voor:
Nieuwe platforms.
Ondersteuning voor SMBIOS 3.0
Standaard installatiepad voor Linux is bijgewerkt naar /opt/dell/dcc.
Ondersteuning voor de volgende nieuwe BIOS-functies/kenmerken:
Vaststellen of BIOS moet proberen op te starten vanaf de Legacy opstartlijst wanneer de UEFI opstartlijst mislukt. Zie de
optie --attemptlegacyboot.
Configureren van het ASPM-niveau (Active State Power Management). Zie de optie --aspm.
Configureren van automatisch BIOS-herstel zonder enige interactie met de gebruiker als BIOS-corruptie wordt
gedetecteerd. Zie de optie --biosautorecovery.
Configureren van de functie BiosConnect. Zie de optie --biosconnect.
Configureren van de status van de beschikbare BiosConnect opstartpaden. Zie de optie --biosconnectactivation.
Toestaan of beperken van het downgraden van het systeem-BIOS. Zie de optie --biosdowngrade.
Configureren van de integriteitscontrole van het BIOS tijdens het opstartproces. Zie de optie --biosintegritycheck.
Toestaan of beperken dat het BIOS-gebeurtenislogboek wordt leeggemaakt wanneer de computer opnieuw wordt
opgestart. Zie de optie --bioslogclear.
Configureren van de zichtbaarheid van BIOS-instellingen. Zie de optie --biossetupadvmode.
Configureren van de time-outwaarde voor de toetsenbordverlichting wanneer de netadapter is aangesloten op het systeem.
Zie de optie --brightnessac.
Configureren van de te gebruiken helderheid van het paneel wanneer het systeem alleen op batterijvoeding werkt. Zie de
optie --brightnessbattery.
Configureren van ondersteuning voor RSA (Reliability Availability Serviceability) op CPU's. Zie de optie --cpursa.
Configureren van de CPU Snoop-modus. Zie de optie --cpusnoop.
Configureren van de externe beeldschermen op het platform. Zie de optie --dgpuexterndisplay.
Configureren van de modus voor batterijlading in de dock. Zie de optie --dockbattchrgcfg.
Toestaan of beperken van het gebruik van het dockingstation als er geen netvoeding aanwezig is terwijl de batterij tot meer
dan het opgegeven percentage is opgeladen. Zie de optie --docksupportonbattery.
Configureren van de ventilatorsnelheidsregeling als de ventilatorsnelheid wordt ingesteld op Auto met het kenmerk
'fanspeed'. Zie de optie --fanspeedctrllevel.
5