Users Guide
knop Selecteren .
6. Geef in het menu Papierafhandeling de soort en het formaat van het papier op dat in beide laden is geplaatst.
7. Blader met de pijl omhoog of omlaag
naar Lade koppelen. Blader met de pijl naar links of rechts naar
Auto.
8. Blader met de pijl omhoog of omlaag
naar Faxbron. Selecteer de papierbron met de pijl naar links of rechts
.
9. Druk op de knop Vorige om de instellingen op te slaan en terug te gaan naar het vorige menu.
Sensor voor papiersoort
De printer is voorzien van een sensor voor papiersoort waarmee de volgende papiersoorten worden herkend:
Normaal/coated
Transparant
Foto/glossy
Als u een van deze papiersoorten plaatst, stelt de printer de papiersoort vast en worden de instellingen voor de
papiersoort automatisch aangepast.
U selecteert als volgt het papierformaat:
1. Open het gewenste bestand en klik op Bestand® Afdrukken.
Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend.
2. Klik op Voorkeuren, Eigenschappen, Opties of Instellen (afhankelijk van het programma of
besturingssysteem).
Het dialoogvenster Voorkeursinstellingen voor afdrukken wordt weergegeven.
3. Selecteer het papierformaat op het tabblad Printerinstelling.
4. Klik op OK.
De sensor voor papiersoort is actief tenzij u deze uitschakelt. U gaat als volgt te werk wanneer u de sensor voor
papiersoort wilt uitschakelen voor een bepaalde afdruktaak:
1. Open het gewenste bestand en klik op Bestand® Afdrukken.
Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend.
OPMERKING: als u materiaal van dezelfde soort en hetzelfde formaat in beide laden plaatst, wordt er
materiaal ingevoerd van de volgende lade wanneer de papierbron die is opgegeven voor faxen, leeg is.
Papiersoort Instellingen voor kwaliteit/snelheid
Zwarte en kleureninktcartridge geïnstalleerd Foto- en kleureninktcartridge geïnstalleerd
Normaal/coated Normaal Foto
Transparant Normaal Foto
Foto/glossy Foto Foto
OPMERKING: de printer kan het papierformaat niet vaststellen.