Users Guide

Table Of Contents
4 Druk op de pijl-omhoog of de pijl-omlaag tot Lade-instelling verschijnt en druk vervolgens op .
5 Druk op de pijl-omhoog of de pijl-omlaag tot de juiste lade verschijnt en druk vervolgens op .
6 Druk op de pijl omlaag tot Laden configureren verschijnt en druk vervolgens op .
7 Druk op de pijl-omhoog of de pijl-omlaag tot Koppelen verschijnt en druk vervolgens op .
Naam voor Aangepast <x> toewijzen
Wijs een naam voor Aangepast <x> toe aan een lade om deze te koppelen of een koppeling te verwijderen. Wijs
dezelfde Aangepast <x>-naam toe aan elke lade die u wilt koppelen. Alleen laden waaraan dezelfde aangepaste
naam is toegewezen, worden gekoppeld.
1 Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat Gereed wordt weergegeven.
2 Druk op het bedieningspaneel van de printer op .
3 Druk op .
Het menu Papier wordt weergegeven.
4 Druk op .
Het menu Papierformaat/-soort wordt weergegeven.
5 Druk eenmaal op de pijl-omlaag.
wordt weergegeven naast de naam van de lade.
6 Druk op .
Het menu Papierformaat wordt weergegeven.
7 Druk nogmaals op .
Het menu Papiersoort wordt weergegeven.
8 Druk op de pijl naar links of naar rechts tot Aangepast <x> of een andere aangepaste naam verschijnt en
druk op
.
Selectie verzenden wordt weergegeven, gevolgd door Menu Papier.
9 Controleer of de juiste Papiersoort aan de aangepaste naam is gekoppeld.
Opmerking: normaal papier is de papiersoort die standaard aan alle namen voor Aangepast <x> en aangepaste
door de gebruiker gedefinieerde namen is gekoppeld.
a Druk in het menu Papier op de pijl-omhoog of -omlaag totdat Aangepaste soorten wordt
weergegeven en druk op
.
b Druk op de pijl-omhoog of -omlaag totdat wordt weergegeven naast de aangepaste naam van de
papiersoort en druk op
.
c Druk op de pijl-omhoog of -omlaag tot wordt weergegeven naast de gewenste instelling voor de
papiersoort en druk op
.
Selectie verzenden verschijnt.
Papier en speciaal afdrukmateriaal plaatsen
68