Reference Guide

Papierstoringen verhelpen
200- en 201-papierstoringen
1 Druk de ontgrendelingshendel in en laat de klep van de
universeellader zakken.
1
2
2 Druk de ontgrendelingshendel in en open de voorklep van de
printer.
3 Til de tonercartridge uit de printer.
Let op—Kans op beschadiging: Raak de
fotoconductortrommel aan de onderkant van de cartridge niet
aan. Gebruik de handgreep om de cartridge vast te houden.
4 Plaats de tonercartridge-eenheid op een vlakke, gladde
ondergrond.
Let op—Kans op beschadiging: Stel de cartridge niet te lang
bloot aan licht.
Let op—Kans op beschadiging: Het vastgelopen papier kan zijn
bedekt met onverwerkte toner waardoor er vlekken op uw
kleding en huid kunnen komen.
5 Verwijder het vastgelopen papier.
LET OP—HEET OPPERVLAK: Het binnenste van de printer
is mogelijk erg warm. om letsel te voorkomen, moet u een
heet oppervlak eerst laten afkoelen voordat u het aanraakt.
Opmerking: Als u het papier niet gemakkelijk kunt verwijderen,
opent u de achterklep en verwijdert u het papier langs die kant.
6 Lijn de tonercartridge uit en plaats deze in de printer.
7 Sluit de klep.
8 Sluit de klep van de universeellader.
9 Druk op .
Papierstoring 202 en 203
Als het papier uit de printer wordt gevoerd, trekt u het naar buiten
en drukt u op
.
Doe het volgende wanneer het papier niet uit de printer komt:
1 Trek de bovenste achterklep naar beneden.
2 Verwijder voorzichtig het vastgelopen papier om te voorkomen
dat het scheurt.
3 Sluit de bovenste achterklep.
4 Druk op .
241–245-papierstoringen
1 Trek de lade die wordt aangegeven op het display uit de printer.
2 Verwijder al het vastgelopen papier en plaats vervolgens de lade
in de printer.
3 Druk op .
4 Als het storingsbericht niet verdwijnt voor de lade van 250-vel of
van 550-vel, verwijdert u de lade uit de printer.
5 Verwijder het vastgelopen papier en plaats vervolgens de lade in
de printer.
6 Druk op .
2