Users Guide

Table Of Contents
251
Printereigenschappen configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen in het venster Printers Configuration, kunt
u verschillende eigenschappen voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open
Unified Driver Configurator
.
Indien nodig gaat u naar Printers configuration.
2
Kies de printer uit de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties
.
3
Het venster
Printer Properties
wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General
: De locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad
invoert, wordt weergegeven in de printerlijst van het venster Printers configuration.
Connection
: Een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt
van USB in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet
u de configuratie van de printerpoort op dit tabblad wijzigen.
Driver
: Een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op
Options
als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen.
Jobs
: De lijst met afdruktaken weergeven. Klik op
Cancel Job
om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show completed jobs
in voor een lijst
met eerder opgegeven afdruktaken.
Classes
: de klasse waartoe uw printer behoort. Klik op
Add to Class
om uw printer
aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class
als u de printer
uit de geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op
OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Printer Properties
.