Users Guide
5. Klik OK om het venster printereigenschappen te sluiten.
6. Om met de afdruktaak te beginnen, klik in het Afdruk-venster Afdrukken of OK afhankelijk van het programma of het besturingssysteem.
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak kunt u op twee manieren annuleren:
Om een afdruktaak te onderbreken vanop het bedieningspaneel:
Druk op Annuleren ( ).
Uw printer drukt nog een pagina af die net wordt bedrukt en wist de rest van de afdruktaak. Met deze knop annuleert u alleen de huidige afdruktaak.
Wanneermeerdanéénafdruktaakinhetprintergeheugenzit,moetuvoorelketaaktelkenséénkeeropdeknopdrukken.
Afdruktaak annuleren via stuurprogramma
1. Via de Windows-knop Start klik Instellingen.
2. Klik, voor Windows 98/Me/NT 4.0/2000, Instellingen en wijs dan met de cursor op Printers.
Klik, voor Windows XP/Server 2003, op Printers en faxapparaten.
Voor Windows Vista, klikt u op Configuratiescherm Hardware en geluid Printers.
3. Wijs met de cursor op de printer Dell Laser MFP 1815.
4. Klik via het menu Document op Annuleren (Windows NT 4.0/2000/XP/Server 2003/Vista) of Afdrukken annuleren (Windows 98/Me).
Printerinstellingen
U kunt het venster printereigenschappen gebruiken, waardoor u toegang hebt tot alle printeropties die voo het gebruik van de printer nodig zijn. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Het venster printereigenschappen kan, afhankelijk van het door u gekozen printerstuurprogramma en uw besturingssysteem verschillen. Voor details over de
keuze van het printerstuurprogramma, zie "Een document afdrukken". In de Handleidiing staat het venster Afdrukvoorkeuren van het stuurprogramma GDI in
Windows XP.
OPMERKING: U kunt dit venster ook openen door rechtsonder in het systeemvak van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
OPMERKING: De meeste Windows-applicaties nemen de instellingen van uw printerstuurprogramma over. Verander eerst alle afdrukinstellingen die in
de softwareapplicatie beschikbaar zijn en verander de overblijvende instellingen door het printerstuurprogramma te gebruiken.
OPMERKING: De instellingen die u wijzigt blijven alleen van kracht terwijl u het huidige programma gebruikt. Om uw veranderingen permanent vast te
leggen, maakt u ze in de map Printers. Dit doet u als volgt: