Installation Instructions
Nederlands 12
Proefdraaien en testen
1. Proefdraaien en testen.
1-1 Meet de voedingsspanning en controleer of deze binnen het voorgeschreven gebied ligt.
1-2 Het proefdraaien dient zowel in de stand Koeling als in de stand Verwarming te worden uitgevoerd.
• Selecteer in de koelstand de laagste programmeerbare temperatuur en selecteer in de verwarmingsstand de hoogste
programmeerbare temperatuur.
1) In elke stand kan het proefdraaien in functie van de kamertemperatuur worden uitgeschakeld.
Gebruik de afstandsbediening voor proefdraaien zoals hieronder beschreven.
2) Nadat het proefdraaien voltooid is, stel de temperatuur in op een normale temperatuur (26°C tot 28°C in de koelstand,
20°C tot 24°C in verwarmingsstand).
3) Om zich te beschermen belet het systeem gedurende 3 minuten dat het opnieuw kan starten nadat het werd uitgezet.
1-3 Voer de testen uit zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing om te controleren of alle functies en
onderdelen, zoals het bewegen van de lamellen, naar behoren werken.
• De airconditioner verbruikt slecht een kleine hoeveelheid stroom wanneer hij in stand-by staat. Indien het systeem
gedurende een zekere tijd na de installatie wordt gebruikt, zet dan de stroomonderbreker uit om geen onnodig
energieverbruik te hebben.
• Indien de stroomonderbreker uitschakelt om de spanning op de airconditioner uit te schakelen, zal het systeem de
oorspronkelijke bedrijfsmodus herstellen wanneer de spanning opnieuw hersteld is.
2. Te testen elementen.
Proefdraaien met behulp van de afstandsbediening
1) Druk op de knop AAN/UIT om het systeem aan te zetten.
2) Druk gelijktijdig op de knop TEMP en op de knop MODE.
3) Druk tweemaal op de knop MODE.
(" " zal op het scherm verschijnen om aan te geven dat het proefdraaien werd geselecteerd).
4) Het proefdraaien stopt na ongeveer 30 minuten en schakelt over op de normale stand. Om het proefdraaien te
stoppen, druk op de knop AAN/UIT.
Te testen elementen
Symptoom (diagnoseweergave
op afstandsbediening)
Controle
OK?
De binnen- en buitenunits werden goed op stevige grondvlakken
geïnstalleerd.
Vallen, trillingen, geluid
Geen koelgaslekken. Onvolledige koel-/verwarmingsfunctie
De koelmiddelgas- en -vloeistofbuizen en de afvoerslang binnen
zijn voorzien van warmte-isolaties.
Waterlek
De afvoerbuis is juist geïnstalleerd. Waterlek
Het systeem is correct geaard. Elektrische lek
De opgegeven kabels worden gebruikt als kabels van de onderlinge
verbindingen.
Werkt niet of brandschade
De luchtin- of -uitlaat van de buitenunit laat de lucht ongehinderd door.
De afsluiters staan open.
Onvolledige koel-/verwarmingsfunctie
De binnenunit ontvangt goed de instructies van de afstandsbediening. Werkt niet










