Operation Manual
Werken met lagen 71
Op het palet Lagen worden de namen van lagen en lagengroepen
weergegeven. U kun de namen van lagen op het palet aanpassen (zie de
voorbeelden in de afbeelding hierboven). Ook de soorten lagen worden
aangegeven (achtergrond, raster, vector, tekenmateriaal, masker,
aanpassing, groep, selectie of zwevende selectie) en kunt u de
zichtbaarheid van de laag in- en uitschakelen.
De werkbalk van het palet Lagen bevat een vervolgkeuzelijst voor
opdrachttaken, zoals het toevoegen van een nieuwe raster- of
vectorlaag.
Onder de werkbalk van het palet Lagen ziet u bedieningselementen
waarmee u de dekking en mengmodus van lagen kunt wijzigen, lagen
kunt koppelen of de transparantie van lagen kunt vergrendelen.
Als een afbeelding meer dan één laag heeft, moet u de laag selecteren
waaraan u wilt werken. Wijzigingen aan de afbeelding zijn alleen van
invloed op de geselecteerde laag (ofwel de actieve laag). U kunt slechts
één laag tegelijk selecteren.
Het palet Lagen weergeven of verbergen
•Kies Beeld
Paletten Lagen.
Met deze opdracht schakelt u de weergave van het palet Lagen in
en uit.
Een laag selecteren
• Klik op het palet Lagen op de naam van een laag.
Lagen maken
U kunt een laag maken vanaf het palet Lagen. Wanneer u een laag
maakt, kunt u eigenschappen zoals het laagtype, de dekking of de
mengmodus opgeven. Deze eigenschappen kunnen worden gewijzigd
terwijl u met de laag werkt. U kunt ook lagen maken van selecties,
vectorobjecten of andere afbeeldingen. Zie 'Lagen maken' in de Help
voor meer informatie.
Lagen worden automatisch gemaakt wanneer u het gereedschap Tekst,
de gereedschappen van Tekenmateriaal of tekengereedschappen voor
vectoren gebruikt, zoals het gereedschap Pen of Basisvorm.










