Inhoudsopgave 1 Snel aan................................................................................................... de slag ................................................................................................... 11 Welkom bij Corel AfterShot Pro 16 Corel................................................................................................... AfterShot Pro-werkruimte 19 Meer...................................................................................................
................................................................................................... 85 Het palet Geschiedenis gebruiken 86 Foto's................................................................................................... bewerken in een externe afbeeldingseditor ................................................................................................... 87 Trefwoorden en metagegevens ordenen ......................................................................................
Snel aan de slag In deze sectie maakt u kennis met een aantal basistaken die u in Corel® AfterShot™ Pro kunt uitvoeren. Neem een aantal minuten de tijd om de onderstaande stappen door te nemen als u op zoek bent naar een snelle manier om met de toepassing aan de slag te gaan. Deze stappen omvatten handige sneltoetsen en tips die u in staat stellen om sneller te werken. Er zijn drie hoofdstappen: 1. Uw foto's openen in Corel AfterShot Pro. 2. Een of meer foto's selecteren en bewerken. 3.
Stap twee: Foto's selecteren en bewerken Als u afbeeldingen wilt weergeven en aanpassen, moet u deze selecteren. In het miniaturenpaneel worden miniaturen weergegeven van de foto's die zich in de actieve map bevinden. Wanneer u een miniatuur selecteert, wordt in het voorbeeldpaneel een grotere weergave van de foto weergegeven. Wanneer u een foto bewerkt, wordt het oorspronkelijke bestand (hoofdbestand) nooit gewijzigd.
1. Klik in het bladerpaneel op de tab Bestandssysteem. 2. Ga naar de gewenste map. In het miniaturenpaneel worden de foto's weergegeven die zich in de map bevinden. 3. Klik op een miniatuur om deze afbeelding weer te geven in het voorbeeldpaneel.
U kunt ook: selecteren Miniaturen deselecteren Klik op de achtergrond van het miniaturenpaneel of druk op Ctrl+D of Command-D. Opmerking: de laatste afbeelding die u selecteert, wordt de actieve afbeelding genoemd. Wanneer u zich in de weergave Meerdere beelden bevindt, kunnen wijzigingen in metagegevens, aanpassingen en andere bewerkingen uitsluitend worden toegepast op de actieve afbeelding. Een foto bewerken 1. Navigeer in het bladerpaneel naar de gewenste map.
B ewerk i n g Pro ced u re gereedschappenvenster op de tab Metagegevens, klik in het vak Trefwoorden en typ een of meer trefwoorden, gescheiden door komma's. En foto bijsnijden Klik op de AfterShot Pro-werkbalk onder aan het voorbeeldpaneel en klik op het gereedschap Bijsnijden. Pas in het palet Bijsnijden de gewenste instellingen aan en sleep in het voorbeeldpaneel het bijsnijdgebied over het gebied dat u wilt behouden. Klik op Klaar in het palet Bijsnijden.
B ewerk i n g Pro ced u re gebied of de geselecteerde gebieden van de huidige laag. Tip: er bestaat een aantal handige methoden om acties ongedaan te maken. Hier volgt een aantal methoden die u kunt uitproberen: Als u één actie tegelijk ongedaan wilt maken, drukt u op CTRL +Z of Command-Z. Dubbelklik op de naam van de schuifregelaar als u de oorspronkelijke instellingen van een schuifregelaar in het gereedschappenvenster wilt herstellen.
D rie be w e rkte ve rsie s die op he tze lfde hoofdbe stand zijn ge base e rd U kunt nu terugkeren naar de hoofdversie, deze op een andere wijze bewerken en een andere versie maken. Als u wilt starten met de oorspronkelijke instellingen, kunt u alle bewerkingen die in de hoofdversie zijn aangebracht, wissen door met de rechtermuisknop op de miniatuur te klikken, of door op Ctrl te drukken en op de miniatuur te klikken, en vervolgens Instellingen > Standaardinstellingen toepassen te kiezen in het snelmenu.
Stap drie: Foto's uitvoeren voor delen en afdrukken Nadat u uw foto's hebt geordend en bewerkt, kunt u uw werk delen door uw foto's uit te voeren. Als u uw foto's uitvoert, kunt u deze opslaan met een standaardbestandsindeling, zodat u uw werk kunt delen op het web of via email, of zodat u uw bestanden in andere toepassingen kunt gebruiken. U kunt uw bestanden ook uitvoeren voor afdrukken. Er is een aantal standaarduitvoerkeuzen, zogeheten batches, waarmee u snel kunt uitvoeren.
Uitvoeren naar JPEG op ware grootte 1. Selecteer in het miniaturenpaneel een of meer foto's die u wilt uitvoeren. 2. Ga op een van de volgende manieren te werk: Klik in het bladerpaneel op de tab Uitvoer en sleep de miniaturen naar Volledige JPEG in de sectie Batchverwerking. Druk op F (de sneltoets die aan de batch Volledige JPEG is toegewezen) 3. Kies in het dialoogvenster Een bestemming selecteren een map waarin de bestanden worden opgeslagen.
afgestemd op de geselecteerde afdrukverhouding) en geef een voorbeeld van de resultaten weer. 5. Kies uw printer in de vervolgkeuzelijst die links onder in de hoek wordt weergegeven. 6. Klik op Afdrukken. Aanvullende onderwerpen U hebt kennisgemaakt met de grondbeginselen.
Welkom bij Corel AfterShot Pro Wat is Corel® AfterShot™ Pro? Corel AfterShot Pro is een snelle, flexibele werkstroomtoepassing voor digitale foto's, waaronder RAW-indelingen, JPEG en TIFF. Corel AfterShot Pro is ontworpen om u te helpen uw foto's te ordenen, te optimaliseren en publiceren.
A cti e Trad i ti o n el e afb eel d i n g s ed i to r Co rel A fterSh o t Pro Bestanden openen die u wilt bewerken Kies Bestand > Bestand openen en open een of meer bestanden. Aangezien het een werkstroomtoepassing betreft, zult u vaak met mappen werken. Klik dus op het tabblad Bestandssysteem en klik op een map. Klik vervolgens met de rechtermuisknop om de map in de bibliotheek te importeren of klik op een miniatuur en begin met bewerken.
A cti e Trad i ti o n el e afb eel d i n g s ed i to r Co rel A fterSh o t Pro met de gewenste indeling (zoals JPEG). U overschrijft het bestaande bestand of u maakt een nieuw bestand. u opslaan met de TIFFindeling? Druk op T. Er worden nieuwe bestanden gemaakt. Uw oorspronkelijke bestand wordt nooit gewijzigd. *AfterShot Pro stelt u in staat om meerdere bestanden tegelijk uit te voeren en biedt een scala aan instellingen waarmee u uw uitvoer kunt aanpassen.
Het maken van reservekopieën en het archiveren van foto's. Het delen van foto's via e-mail of op het web. Het afdrukken van foto's. Dit kan intern gebeuren of via online afdrukservices, servicebureaus of prepressvoorzieningen. Corel AfterShot Pro ondersteunt een breed scala aan werkstroomopties en werkstijlen, zodat u over de best mogelijke kwaliteit voor uw foto's kunt beschikken binnen een zo kort mogelijke tijd. Fotow e rkstroom: 1. He t ove rbre nge n van foto's van uw came ra naar uw compute r, 2.
Corel AfterShot Pro is ingedeeld in drie werkstroomgebieden: Assetbeheer, afbeeldingen bewerken en uitvoer genereren. Assetbeheer stelt u in staat om uw originele digitale foto's te catalogiseren als hoofdbestanden en om metagegevens voor foto's weer te geven, toe te voegen en te zoeken en om door deze gegevens te bladeren. Als uw fotobibliotheek verder groeit van honderden naar duizenden foto's is een coherente, geordende, doorzoekbare bibliotheek van essentieel belang.
Door uitvoer te genereren kunt u de foto's delen waaraan u hebt gewerkt in Corel AfterShot Pro. U kunt uw foto's uitvoeren met een breed scala aan indelingen, zodat u deze kunt afdrukken, verzenden per e-mail of delen op het web. De krachtige batchconversiefunctie maakt het mogelijk om meerdere afbeeldingen tegelijk te verwerken. Corel AfterShot Pro-werkruimte De Corel AfterShot Pro-werkruimte omvat de volgende elementen: 1.
De menubalk biedt toegang tot vaakgebruikte functies en voorzieningen. U kunt deze bijvoorbeeld gebruiken voor het importeren van mappen, het instellen van uw voorkeuren of het openen van de Help. 2. Bladerpaneel Het bladerpaneel is het hoofdtoegangspunt voor uw foto's. Het paneel bevat de tabbladen Bibliotheek, Bestandssysteem en Uitvoer. Sommige tabbladen zijn verder onderverdeeld in secties. Het tabblad Bibliotheek bevat bijvoorbeeld de sectie Catalogi en de sectie Browser metagegevens.
5. AfterShot Pro-werkbalk Deze werkblak bevat bewerkingsgereedschappen en weergaveopties voor het voorbeeldpaneel. 6. Voorbeeldpaneel In het voorbeeldpaneel wordt een grote versie weergegeven van de foto die is geselecteerd in het miniaturenpaneel. Wanneer de weergave Meerdere beelden is ingeschakeld, worden in het voorbeeldpaneel voorbeelden van alle geselecteerde miniaturen weergegeven. U kunt afbeeldingsaanpassingen weergeven en uiten inzoomen op geselecteerde afbeeldingen. 7.
Er zijn tal van mogelijkheden beschikbaar om de Corel AfterShot Pro-werkruimte aan te passen. Zie D e werk ru im te aan p assen voor meer informatie. Meer informatie over niet-destructief bewerken Corel AfterShot Pro is een niet-destructieve afbeeldingseditor. Dit betekent dat aanpassingen van uw afbeeldingen in Corel AfterShot Pro nooit leiden tot verandering van de gegevens in de oorspronkelijke afbeelding.
gemaakt, overschrijft en om beperkingen van de huidige XMPstandaard te omzeilen (zoals de mogelijkheid om de metagegevens slechts uit één versie tegelijk te exporteren of de onmogelijkheid tot het opslaan van verschillende instellingen voor een RAW-bestand en een JPEG-bestand die met een camera zijn gemaakt als een RAW/ JPEG-paar). Corel AfterShot Pro gebruikt een soortgelijke, maar net iets andere bestandsnaam voor het opslaan van deze uitgebreide XMPgegevens. De XMP-bestandsnaam wordt gemaakt door .
Trefwoorden en categorieën IPTC- en EXIF-gegevens Als deze instellingen op afbeeldingen in Corel AfterShot Pro worden toegepast, worden deze gegevens in het XMP-bestand voor de desbetreffende afbeeldingen geschreven. Veel toepassingen stellen u in staat om instellingen uit XMP-bestanden te synchroniseren met de instellingen die nodig zijn voor hun interne database.
zijn opgeslagen: Koppelingen naar de oorspronkelijke hoofdbestanden (padinformatie en bestandsinformatie) Metagegevens om te kunnen zoeken en bladeren Aanpassingen in afbeeldingen en een volledige bewerkingsgeschiedenis Voorbeelden en miniaturen Specifieke catalogusinstellingen Assetbeheer is o p t io n e e l Hoewel het raadzaam om uw foto's in de bibliotheek te importeren, is dat niet verplicht.
Fu n cti es d i e b es ch i k b aar zi j n n ad at u fo to ' s i n d e b i b l i o th eek h eb t g eï mp o rteerd Nadat u uw foto's hebt geïmporteerd in een catalogus in uw bibliotheek, zijn de volgende functies volledig beschikbaar: In meerd ere map p en b l ad eren : meerdere mappen selecteren en alle miniaturen in de mappen en submappen weergeven in een platte weergave.
afbeeldingen in uw bibliotheek importeert. Ondersteunde bestandsindelingen U kunt een groot aantal verschillende bestandsindelingen lezen (openen en weergeven) of schrijven (opslaan en exporteren). RAW-bestanden uit een groot aantal verschillende digitale camera's worden ondersteund. In de tabel hieronder wordt een groot aantal ondersteunde camera's weergegeven, maar voor een lijst met de nieuwste camera's gaat u naar www.co rel .co m en klikt u op Ondersteuning > Knowledge Base.
Bibliotheek en catalogi Deze sectie bevat informatie over: De bibliotheek Catalogi maken Informatie over de bibliotheek Uw bibliotheek is de plek waarop een of meer catalogi met foto's worden bewaard. Dit is een essentieel onderdeel van het assetbeheersysteem. De bibliotheek biedt u toegang tot hoofdbestanden (de originele foto's) en tot alle versies die u maakt. Een catalogus bestaat uit een verzameling foto's en de daaraan gekoppelde afbeeldingsgegevens.
D e pagina Bibliothe e k in he t blade rpane e l be vat he t vak Zoe ke n, de se ctie Catalogus e n de Brow se r me tage ge ve ns. Informatie over catalogi Wanneer afbeeldingen voor het eerst in een Corel AfterShot Procatalogus worden geïmporteerd, worden de oorspronkelijke instellingen voor deze afbeeldingen ontleend aan het Corel AfterShot Pro XMP-bestand, indien dat bestaat.
Catal o g u s en XM P Nadat afbeeldingen in een Corel AfterShot Pro-catalogus zijn geïmporteerd, worden wijzigingen in afbeeldings- of metagegevensinstellingen opgeslagen in de Corel AfterShot Procatalogus. De wijzigingen kunnen handmatig worden teruggeschreven naar de AfterShot Pro XMP-bestanden. Selecteer hiertoe de miniaturen van de gewenste afbeeldingen, klik met de rechtermuisknop op een van de miniaturen en selecteer XMP > AfterShot XMP-bestanden schrijven.
Afbeeldingen importeren Wanneer u afbeeldingen importeert in Corel AfterShot Pro, worden deze aan een catalogus toegevoegd. U kunt ervoor kiezen om een gehele map, een map en alle submappen in deze map of een of meer bestanden in een map te importeren. U moet het importproces zelf regelen. Als u een nieuwe map of submap toevoegt op uw, moet u de nieuwe mappen importeren als u deze wilt toevoegen aan uw Bibliotheek.
4. (Optioneel) Schakel het selectievakje Importinstellingen toepassen in en voer eventuele trefwoorden in die u op alle foto's in de map wilt toepassen. Het is tevens mogelijk om voorinstellingen toe te passen. 5. Klik op Beginnen met importeren. O p merk i n g : alle foto's in de map worden gecatalogiseerd. Als u uw catalogus wilt controleren, klikt u op de tab Bibliotheek en navigeert u door uw mappen in het paneel Catalogi.
He t dialoogve nste r Foto's importe re n Uw bibliotheek beheren Uw bibliotheek bestaat uit catalogi en de bestanden en versies die elke catalogus bevat. U kunt een of meer bestanden of versies verplaatsen, kopiëren en verwijderen of de namen wijzigen. U kunt ook meerdere catalogi in uw bibliotheek maken en door catalogi te openen of te sluiten bepalen welke catalogi toegankelijk zijn. Zie Versies vo o r m eer in fo rm atie o ver versies.
Versies verplaatsen of kopiëren Ga op een van de volgende manieren te werk: Als u een versie wilt verplaatsen, sleept u een miniatuur vanuit het miniaturenpaneel naar de gewenste map in het bladerpaneel. Als u een versie wilt kopiëren, houdt u Control of Command ingedrukt terwijl u de miniatuur vanuit het miniaturenpaneel versleept naar de gewenste map in het bladerpaneel.
naam, kunt u een Taaknaam invoeren. In het volgnummerveld [jobseq] blijft het laatste nummer bewaard dat eerder is gebruikt bij het wijzigen van deze taaknaam en het nummeren gaat vanaf daar verder. Volgende [rseq]: als u [rseq] opneemt in het veld Nieuwe naam, wordt die tekst vervangen door een uniek volgnummer dat weer vooraan begint wanneer u de volgende keer namen van versies wijzigt. Met dit besturingselement kunt u het nummer instellen.
Versies verwijderen U kunt een hoofdversie (de oorspronkelijke foto of het hoofdbestand) op elk moment verwijderen, maar wanneer u een hoofdversie verwijdert, gebeuren er andere dingen dan wanneer u andere typen versies verwijdert. Een h o o fd vers i e verwi j d eren Wanneer u een hoofdversie verwijdert, worden alle bijbehorende versies ook verwijderd. De oorspronkelijke hoofdbestanden worden naar de Prullenmand van uw computer verplaatst.
bestand voor de hoofdversie naar de Prullenmand wordt verplaatst.
Modus Bestandssysteem In de modus Bestandsysteem kunt u niet-gecatalogiseerde foto's openen en bewerken. Deze modus biedt een snelle methode om ondersteunde afbeeldingsbestanden op uw computer te openen, zonder dat u afbeeldingen in een catalogus hoeft te importeren. Dit is een goede manier om foto's te openen die u mogelijk niet wilt behouden. Wanneer u foto's niet importeert, kunt u sommige functies die alleen van toepassing zijn op afbeeldingen in een Corel AfterShot Pro-catalogus, echter niet gebruiken.
O p merk i n g : als u bewerkingen uitvoert in de modus Bestandssysteem en in de modus Bibliotheek, kan dit problemen veroorzaken. Bewerkingen in foto's worden mogelijk niet weergegeven wanneer u hetzelfde bestand zowel in de modus Bestandssysteem als in de modus Bibliotheek bewerkt (omdat de gegevens op een andere wijze naar het bestand worden geschreven). Het wordt daarom aangeraden om het bestand altijd vanuit de bibliotheek te openen nadat u een bestand in de bibliotheek hebt geïmporteerd.
Foto's bewerken De afbeeldingseditor in Corel AfterShot Pro is niet-destructief, zodat u naar hartenlust kunt experimenteren en zodat u afbeeldingen ongehinderd kunt bewerken in de wetenschap dat u de originele versie altijd weer kunt herstellen. Alle bewerkingen die u uitvoert en metagegevens die u toevoegt, worden opgeslagen in een bijbehorend XMP-bestand, in een Corel AfterShot Pro-catalogus of in beide.
He t oorspronke lijke be stand w ordt altijd be ve iligd. D e hoofdve rsie is ge base e rd op he t oorspronke lijk be stand, maar u kunt zove e l ve rsie s make n als u maar w ilt.
Informatie over aanpassingsgereedschappen De meeste gereedschappen en besturingselementen voor bewerken worden weergegeven in het gereedschappenvenster. Wanneer u op de tab Standaard klikt, hebt u toegang tot de sectie Basisaanpassingen. Deze sectie bevat de meest gebruikte besturingselementen voor aanpassingen. Andere tabbladen, zoals Kleur, Toon, Detail en Metagegevens bieden toegang tot aanvullende gereedschappen en geavanceerde besturingselementen en opties.
of verbergen. Er zijn verschillende manieren waarop u de besturingselementen in het gereedschappenvenster kunt aanpassen. U kunt de besturingselementen tevens opnieuw instellen op de oorspronkelijke instellingen en de resultaten van een instelling weergeven of verbergen.
B ewerk i n g Pro ced u re het paneel en sleep wanneer de muiswijzer wordt gereedschappen gewijzigd in de pijlen voor het wijzigen van de venster wijzigen grootte. Een sectie vastzetten, zodat deze wordt weergegeven, ongeacht welke pagina actief is Geef de gewenste sectie weer en klik op het pictogram Vastzetten rechtsboven in de hoek. Klik opnieuw op het pictogram als u het vastzetten wilt opheffen. Het Klik op de knop Rechterpaneel in-/uitschakelen gereedschappenv boven in het paneel.
Schakel in het gereedschappenvenster het selectievakje naast het aanpassingsgereedschap in of uit. Basisaanpassingen Wanneer u op de tab Standaard van het gereedschappenvenster klikt, hebt u toegang tot een aantal van de meestgebruikte gereedschappen voor het bewerken van afbeeldingen. Doordat deze vaakgebruikte aanpassingen op één plek zijn gegroepeerd, kunt u basisbewerkingen snel uitvoeren, zonder dat u tussen tabbladen hoeft te schakelen.
Basisaanpassingen Deze sectie bevat de meestgebruikte besturingselementen voor afbeeldingsaanpassing. Veel fotografen hebben niet meer nodig dan wat in deze sectie wordt aangeboden. Automatische niveaus Hiermee kunt u automatische niveaus inschakelen en de kniphoeveelheid instellen die wordt toegepast. Bij automatische niveaus wordt het toonbereik van uw afbeelding gecontroleerd en de zwart- en wit-puntwaarden zo ingesteld dat een vast percentage van de afbeelding zuiver zwart en zuiver wit is.
Verschillende lichtbronnen hebben verschillende kenmerken of warmtewaarden die van invloed zijn op hoe objecten door uw camera worden vastgelegd. Witbalans stelt u in staat om de algehele kleur in de afbeelding aan te passen om ervoor te zorgen dat kleuren nauwkeurig in uw foto's worden gereproduceerd.
alle gedeelten van uw afbeelding lichter of donkerder worden gemaakt. Hoge lichten Hiermee herstelt u details in schijnbaar overbelichte gedeelten van uw afbeelding. Invullicht Hiermee maakt u schaduwen en de donkerdere gedeelten van de afbeelding lichter, zonder dat highlights worden overbelicht en met een minimaal effect op middentonen. Zwarte kleuren hiermee stelt u de zwart-puntwaarde voor de afbeelding in.
Kleurtoon Hiermee wijzigt u de kleuren in een afbeelding, waarbij het 'kleurenwiel' wordt gedraaid met de hoeveelheid die door de schuifregelaar wordt aangegeven. Als de schuifregelaar Kleurtoon bijvoorbeeld wordt ingesteld op 60, wordt deze waarde toegevoegd aan de oorspronkelijke kleurtonen in uw afbeelding, zodat groentinten in de richting van cyaan, blauwtinten in de richting van magenta en roodtinten in de richting van geel verschuiven.
RAW-ruis De functie kan uitsluitend worden toegepast op RAW-bestanden. Trefwoorden In het onderste gedeelte van de pagina Basisaanpassingen wordt de sectie Trefwoorden weergegeven. In deze sectie worden de trefwoorden voor alle geselecteerde versies weergegeven.
geen kleur: de trefwoorden zijn van toepassing op alle geselecteerde versies Voorinstellingen Voorinstellingen zijn een uitstekend middel om uw werkstroom te versnellen. U kunt uw favoriete aanpassingen opslaan als voorinstellingen, trefwoordvoorinstellingen maken of een breed scala aan fotobewerkingen combineren in een voorinstelling die met één muisklik kan worden toegepast. Zie A an p assin g svo o rin stellin g en voor meer informatie.
De sectie Curven omvat de volgende besturingselementen: Curven toepassen: hiermee kunt u het gereedschap Curven in- of uitschakelen. Vervolgkeuzelijst RGB: hiermee kunt u afzonderlijke kleurkanalen of de gecombineerde RGB-modus selecteren. Vervolgkeuzelijst Voor/Na: hiermee schakelt u tussen weergave van het histogram voordat curve-aanpassingen zijn toegepast en weergave van het histogram nadat curve-aanpassingen zijn toegepast. Linkerpijl voor wit: hiermee stelt u het invoerpunt 255 (wit) in.
Als u deze pijl langs de zijde van het curvegereedschap sleept, wordt het histogram op een uniforme wijze naar links verschoven, zodat de afbeelding donkerder wordt. Onderste pijl voor zwart: hiermee stelt u het invoerpunt 0 (zwart) in. Als u deze pijl naar rechts sleept, worden schaduwen dieper. Dit kan echter ten koste gaan van schaduwdetails. Onderste pijl voor grijs: hiermee stelt u het invoerpunt 128 (grijs) in.
curven herstellen stelt u de curvewaarden in op een platte curve. Met Huidige curve herstellen stelt u alleen het huidige RGB-kanaal opnieuw in. Kleurcorrectie In de sectie Kleurcorrectie van de pagina Kleur in het gereedschappenvenster kunt u een afbeelding op selectieve wijze aanpassen op basis van kleurvoorbeelden uit de afbeelding of op basis van kleuren die u instelt in de Kleurenkiezer. De kleuren die u selecteert, worden opgeslagen in kleurbronnen.
Nadat u uw beginkleur hebt geselecteerd, kunt u de waarden voor Kleurtoon, Verzadiging of Luminantie van de desbetreffende kleur in uw afbeelding aanpassen. 4. Pas het Bereik aan voor de kleurtolerantie. Een klein bereik leidt uitsluitend tot aanpassing van kleuren die uw geselecteerde kleur zeer dicht benaderen, terwijl een groter bereik leidt tot aanpassing van een groter kleurbereik in uw afbeelding. In dit voorbe e ld is Se le ctie ve kle ur ge bruikt om de jurk te se le cte re n.
volgende besturingselementen gebruiken: Cyaan/Rood, Magenta/Groen en Geel/Blauw: hiermee kunt u de verschuiving van de kleur langs de kleuras instellen. Verzadiging: hiermee past u de intensiteit van de kleuren in de afbeelding aan. Hoge verzadigingsinstellingen versterken kleuren en zorgen voor een rijke, levendige kleur. Lage verzadigingsinstellingen leiden tot pastelkleuren en afgezwakte kleuren.
Witbalans Hier kunt verscheidene vooraf ingestelde balansinstellingen selecteren, zoals Als opname, Klik op Wit en Kelvin aangepast. Verschillende lichtbronnen hebben verschillende kenmerken of warmtewaarden die van invloed zijn op hoe objecten op uw camera worden weergegeven. Witbalans stelt u in staat om de algehele kleur in de afbeelding aan te passen om ervoor te zorgen dat kleuren nauwkeurig in uw foto's worden gereproduceerd.
stemmen. Kleurbeheer Dit gereedschap kan worden gebruikt voor het instellen van de kleurbeheermodus die op de actieve versie wordt toegepast. Kleurbeheer: hiermee kunt u kleurbeheer inschakelen wanneer dit is ingesteld op een ICC-profiel. Als dit instelt op Geen - Lineair wordt er nog steeds kleurbeheer toegepast, maar blijft de afbeelding in een lineaire kleurruimte.
Detailgereedschappen Het tabblad Detail van het gereedschappenvenster biedt toegang tot besturingselementen waarmee u scherpte, vervaging en ruis kunt aanpassen, waarmee u lenscorrecties of vervormingen kunt toepassen en waarmee u effecten kunt toevoegen, zoals vignet of kleuromkering. Verscherpen In de sectie Verscherpen kunt u de scherpte van details in uw afbeelding aanpassen.
Hoge waarden voor Gevoeligheid resulteren in een kleiner gedeelte van de afbeelding dat wordt verscherpt. Als het verscherpen van uw afbeelding ertoe leidt dat gebieden met ruis of te veel details afleiden, kunt u proberen om dit op te lossen door een hogere waarde in te stellen bij Gevoeligheid.
Lenscorrectie Lenscorrectie corrigeert lensvervorming. Hoewel zoomlenzen met een omvangrijk bereik aan brandpuntsafstanden de grootste lensvervorming vertonen, kunnen zelfs lenzen met een vaste brandpuntafstand of toplenzen bepaalde typen vervorming veroorzaken. De drie meest algemene typen lensvervorming kunnen in Corel AfterShot Pro snel en eenvoudig worden gecorrigeerd: tonvorming en speldenkussenvervorming, kleurafwijking en vignet. Zie Len sco rrectie in de Help voor meer informatie.
gescande negatieven werkt. Gereedschappen voor metagegevens Het tabblad Metagegevens bevat gereedschappen waarmee u de metagegevens van uw afbeeldingen kunt weergeven en bewerken. Tot deze metagegevens behoren cameragegevens, EXIF- en IPTCgegevens en informatie die u toevoegt aan uw bestanden, zoals trefwoorden, sterwaarderingen en bijschriften. De besturingselementen zijn ingedeeld in drie secties: Metagegevens, Trefwoorden en Groepen trefwoorden.
In de vervolgkeuzelijst boven in de sectie Metagegevens kunt u verschillende sets metagegevens selecteren om verschillende typen metagegevens weer te geven. Sommige metagegevens hebben het kenmerk Alleen-lezen, zoals Sluitersnelheid en ISO-waardering, terwijl u andere metagegevens kunt bewerken, zoals Bijschrift, Waardering en Datum. Trefwo o rd en Deze sectie bevat alle trefwoorden die zijn toegewezen aan de actieve versie en alle geselecteerde versies.
O p merk i n g : als u trefwoorden toevoegt of verwijdert in de sectie Trefwoorden, heeft dat invloed op alle geselecteerde afbeeldingen, terwijl de trefwoorden die in de sectie worden weergegeven alleen betrekking hebben op de actieve versie. Gro ep en trefwo o rd en Met dit gereedschap kunt u snel en gemakkelijk meerdere trefwoorden toewijzen aan foto's. U kunt gelijksoortige trefwoorden groeperen in een set en die set weergeven in de sectie Groepen trefwoorden.
Deze unieke gereedschappen waarmee u afbeeldingen kunt aanpassen, zijn ontworpen voor Corel AfterShot Pro. De insteekfilters zijn niet-destructief, zoals alle ingebouwde aanpassingsgereedschappen van Corel AfterShot Pro, en volledig geïntegreerd in de gereedschappen van Corel AfterShot Pro voor selectief bewerken. Wanneer u andere insteekfilters installeert, worden er extra gereedschappen weergegeven op het tabblad Insteekfilters.
AfterShot Pro en op uw type computer. Vervolgens kan het insteekfilter worden geïnstalleerd. In sommige gevallen wordt een bijgewerkte versie van het insteekfilter geïnstalleerd. U moet Corel AfterShot Pro opnieuw starten om het installatieproces te voltooien. U kunt het programma onmiddelijk opnieuw starten na het installeren of bijwerken van een insteekfilter, of later opnieuw starten.
steunkleuren selecteren. Inschakelen: het effect Steunkleur in- of uitschakelen. Kleurtoon: selecteer de kleurtoon die u wilt herstellen of klik op de kleurbron om een kleur te kiezen. Vaagheid: de grootte instellen van het bereik rondom de geselecteerde kleurtoon dat wordt hersteld. Selectieve aanpassingen Selectief bewerken betekent dat u aanpassingen of bewerkingen beperkt tot een bepaald gebied van een foto.
vervolgens de instelling Invullicht voor de laag aanpassen, zodat de schaduwen voor alle geselecteerde gezichten tegelijk helderder worden. U kunt ook andere aanpassingen op de laag toepassen, maar als u niet alle aanpassingen wilt toepassen op alle geselecteerde regio's of als u een nieuwe regio wilt aanpassen, moet u een nieuwe laag maken en daarin een of meer regio's selecteren die u wilt aanpassen.
In de lijst Naam in het palet Lagen worden alle lagen weergegeven die zijn gekoppeld aan de huidige versie van de foto. U kunt een laag kiezen als u de geselecteerde regio's wilt weergeven in het voorbeeldpaneel. U kunt ook kiezen welke lagen en regio's worden weergegeven of verborgen. Het onderste gebied van het palet Lagen is contextafhankelijk. Hier worden de instellingen weergegeven waarmee u het actieve gereedschap kunt besturen en aanpassen.
Regio's hebben twee gebieden: het hoofdgebied en het doezelgebied. Het hoofdgebied is het deel van een gebied binnen de vaste lijnen en hier wordt het volledige effect van de bewerking toegepast. Langs de rand van het hoofdgebied bevindt zich het doezelgebied. Dit is het overgangsgebied waar het geselecteerde gebied overvloeit in de achtergrond: van 100% bij de binnenrand tot 0% aan de buitenrand van de streepjeslijn.
Afbeelding roteren Rechttrekken Lensvervorming corrigeren Kleurbeheer Automatische niveaus Alle instellingen voor metagegevens (trefwoorden, waarderingen, labels, IPTC-gegevens enzovoorts) Een aanpassingslaag maken 1. Klik rechtsboven in het toepassingsvenster op de knop Laagbeheer openen . 2. Klik in het palet Lagen op de knop Laag toevoegen . Er verschijnt een nieuwe laag in de lijst Naam onder Hoofdlaag.
Een laag of regio verbergen of weergeven Klik in het palet Lagen in het vak links van de naam van een laag of regio in de lijst Naam. Er verschijnt een vinkje in het vak als de laag of regio zichtbaar is. Het vak is leeg als de laag of regio verborgen is. Een laag of regio verwijderen 1. Klik in het palet Lagen op de naam van de laag of regio die u wilt verwijderen. 2. Klik op de knop Verwijderen boven in het palet Lagen. Een regio maken 1.
Gereed s ch ap In s tru cti es Curveregio Klik in het voorbeeldpaneel op de afbeelding om elk punt van de vorm in te stellen (de punten worden door gebogen lijnen met elkaar verbonden). Dubbelklik om de vorm te voltooien. Pas onder in het palet Lagen de instellingen bij Doezelen aan. Penseelregio Schakel in het palet Lagen het selectievakje Streken weergeven in. Pas de Grootte en Intensiteit aan voor het penseel en sleep in het voorbeeldpaneel om penseelstreken toe te passen.
kunt toepassen. Regio's bewerken Regio's bewerken is net zo eenvoudig als regio's maken. U kunt een regio bewerken door punten van veelhoeken of gebogen vormen toe te voegen, te verwijderen of te verplaatsen. U kunt een regio ook verplaatsen of de grootte of doezeling van een regio aanpassen. Een punt aan een veelhoek of een curveregio toevoegen 1. Klik in het palet Lagen op de naam van een regio in de lijst Naam. 2.
punt naar een nieuwe locatie. Een regio verplaatsen 1. Klik in het palet Lagen op de naam van een regio in de lijst Naam. 2. Plaats in het voorbeeldpaneel de aanwijzer op de regio. 3. Sleep de regio naar een nieuwe locatie. De grootte van een regio wijzigen Plaats in het voorbeeldpaneel de aanwijzer op een regio en rol het muiswieltje om de regio groter of kleiner te maken.
Retoucheren met Repareren en Klonen De gereedschappen Repareren en Klonen stellen u in staat om kleine, afleidende elementen uit uw foto's te verwijderen. Deze gereedschappen gebruiken lagen en regiogereedschappen op een vergelijkbare wijze als bij selectieve aanpassingen het geval is. Repareren is vooral geschikt voor kleine smetten in gladde gebieden met weinig details, zoals een smet in een huidgebied of een vogel in een luchtgebied.
op de vlek die u wilt verwijderen. 4. Kies linksonder in het palet Lagen de opdracht Repareren in de vervolgkeuzelijst Modus. Als u de grootte van de cirkel wilt aanpassen of als u de wijze waarop de randen van de cirkel mengen, wilt aanpassen, sleept u de schuifregelaars Grootte of Doezelen die onder aan het palet Lagen worden weergegeven. In de modus Re pare re n is e e n w it ple kje uit e e n bloe m ve rw ijde rd Afbeeldingsgebieden afdekken of kopiëren via klonen 1.
informatie over het gebruik van regiogereedschappen. 4. Nadat u een doelregio hebt gemaakt, wordt er automatisch een bronregio gemaakt (deze wordt met rood gemarkeerd). Klik binnen de rode bronregio en sleep deze naar de positie waarnaar u de afbeeldingsinhoud wilt kopiëren. Tip: wanneer u kloont, kunt u op de knop Bron verwisselen onder in het palet Lagen klikken om de bronregio en de doelregio te verwisselen.
Een foto bijsnijden 1. Klik op het gereedschap Bijsnijden werkbalk of druk op C. op de Corel AfterShot Pro- 2. Voer in het palet Bijsnijden een van de volgende handelingen uit: Kies een voorinstelling in de vervolgkeuzelijst met voorinstellingen. Kies Hoogte-breedte of Pixels in de onderste vervolgkeuzelijst en typ waarden in de vakken Hoogte en Breedte. 3. Sleep de randen van het bijsnijdraster dat in het voorbeeldpaneel wordt weergegeven om het bijsnijdgebied aan te passen. 4.
U kunt ook: Het bijsnijdraster weergeven of verbergen Klik op het selectievakje Bijsnijden inschakelen. De stand van het bijsnijdraster wijzigen Klik op de knop Hoogte en breedte verwisselen . De hoogteKlik op de knop Vergrendelen breedteverhouding van het bijsnijdraster vergrendelen .
foto wilt gebruiken. 3. Laat de muisknop los om het rechttrekken toe te passen. M e t he t ge re e dschap Re chttre kke n kunt u e e n re fe re ntie punt kie ze n voor he t re chttre kke n (hie rbove n aange ge ve n me t e e n rode lijn). O p merk i n g : Wanneer u een foto rechttrekt, wordt de foto niet automatisch bijgesneden, waardoor er witte gebieden zichtbaar zijn langs de randen van de foto. Voorinstellingen Voorinstellingen zijn een uitstekend middel om uw werkstroom te versnellen.
Voorinstellingen toepassen en beheren Als u een voorinstelling toepast, worden in wezen alle opdrachten en informatie op de geselecteerde bestanden toegepast. Alle acties worden weergegeven in het palet Geschiedenis, zodat instellingen die in een ongewenst effect resulteren eenvoudig kunnen worden verwijderd. Er kunnen tal van voorinstellingen op een afbeelding worden toegepast.
3. Klik in de sectie Voorinstellingen op een voorinstelling in de lijst. Voorinstellingen worden toegepast op alle geselecteerde afbeeldingen, behalve wanneer de modus Meerdere afbeeldingen wordt gebruikt. Een voorinstelling maken 1. Bewerk een afbeelding met alle opdrachten en instellingen die u naar de voorinstelling wilt opslaan. 2. Klik in het gereedschappenvenster op de tab Standaard. 3. Klik in de sectie Voorinstellingen op de knop Voorinstelling toevoegen . 4.
De modus Beheren voor voorinstellingen inschakelen 1. Klik in het gereedschappenvenster op de tab Standaard en open de sectie Voorinstellingen. 2. Klik op de knop Beheren die rechts onder in de hoek van de sectie wordt weergegeven. Een voorinstelling toevoegen aan of verwijderen uit de lijst Mijn favorieten Schakel in de kolom Weergeven het selectievakje in dat correspondeert met de vervolgkeuzelijst Mijn favorieten. Schakel het selectievakje uit als u de voorinstelling uit de lijst wilt verwijderen.
2. Dubbelklik op de nieuwe map die onder aan de lijst met voorinstellingen wordt weergegeven en typ een naam voor de map. Voorinstellingen verplaatsen Sleep in de modus Beheren voor voorinstellingen een voorinstelling uit de ene map naar een andere. De naam van voorinstellingen of mappen voor voorinstellingen wijzigen Dubbelklik in de modus Beheren voor voorinstellingen op een voorinstelling of een map in de lijst en typ een nieuwe naam.
Het palet Geschiedenis gebruiken Corel AfterShot Pro houdt een lijst bij van alle bewerkingen en aanpassingen voor elke afbeelding in uw catalogi. Telkens wanneer u het palet Geschiedenis opent, wordt weergegeven welke wijzigingen in de actieve versie zijn aangebracht. Als u in de modus Bestandssysteem werkt, bevat het palet Geschiedenis uitsluitend de bewerkingen uit de huidige sessie. Oudere bewerkingen worden niet bewaard.
Als u opnieuw de laatste bewerkingsstap wilt weergeven, klikt u op de laatste stap in de lijst. Foto's bewerken in een externe afbeeldingseditor U kunt foto's bewerken in een andere afbeeldingseditor. U kunt op elk gewenst moment een afbeeldingseditor openen vanuit Corel AfterShot Pro. U kunt in de voorkeuren instellen met welke afbeeldingseditor een koppeling tot stand moet worden gebracht.
Trefwoorden en metagegevens ordenen In dit hoofdstuk worden de functies voor metagegevens in Corel AfterShot Pro beschreven. Met metagegevens van foto's of informatie over uw afbeeldingen kunt u afbeeldingen veel sneller en gemakkelijker zoeken en vinden. Metagegevens verwijzen naar de informatie over uw afbeeldingen, inclusief gegevens die zijn vastgelegd door uw camera, zoals tijd, datum, belichting, sluitersnelheid en diafragma.
afbeelding. Corel AfterShot Pro biedt ook ondersteuning voor andere metagegevens waarvan sommige kunnen worden gedeeld met andere toepassingen. Tot deze metagegevens behoren: Trefwoorden Waarderingen Kleurlabels Markeringen Versies Versies in Corel AfterShot Pro zijn weergaven van uw hoofdbestanden en alle variaties die zijn afgeleid van een hoofdbestand. Wanneer u afbeeldingen bewerkt en aanpast in Corel AfterShot Pro, maakt u en bewerkt u versies en niet het oorspronkelijke hoofdbestand.
bestand van Corel AfterShot Pro. Voor versies zijn veel bewerkingen mogelijk en veel dan deze bewerkingen zijn beschikbaar in het contextmenu dat u opent door met de rechtermuisknop op een miniatuur te klikken en de menuoptie Versie te selecteren: Versies maken In Corel AfterShot Pro wordt automatisch een hoofdversie gemaakt voor elk hoofdbestand in de map die u weergeeft in Corel AfterShot Pro.
maken. In he t bove nstaande voorbe e ld is de miniatuur aan de linke rkant de hoofdve rsie . Re chts zie t u tw e e ve rsie s die zijn be w e rkt. He t ge tal 3 linksbove n op de hoofdminiatuur ge e ft he t totale aantal ve rsie s aan. Een versie maken Klik in het miniaturenpaneel met de rechtermuisknop op een versie, klik in het contextmenu op Versie en kies een van de volgende opties: Nieuwe versie van Huidige: een nieuwe versie maken met dezelfde instellingen als de geselecteerde versie.
ingeschakeld, is alleen de actieve versie de bron voor de nieuwe versie. Wat gebeurt er wanneer een versie wordt verwijderd? Als u een versie verwijdert, worden de instellingen en aanpassingen van die versie verwijderd en wordt die versie verwijderd uit de weergave in Corel AfterShot Pro. Als de versie die u verwijdert een hoofdversie is, wordt het hoofdbestand naar de Prullenmand verplaatst. Zie Versies verwijd eren voor meer informatie over het verwijderen van versies.
Stapels gebruiken In de modus Bestandssysteem worden stapels alleen gebruikt om meerdere versies van een hoofdbestand te groeperen. In de bibliotheek kunt u stapels voor meerdere doeleinden en voor verschillende organisatorische taken gebruiken. U gebruikt stapels bijvoorbeeld voor het groeperen van foto's van een burst (ononderbroken opnamen) of foto's die zijn gemaakt via bracketing. U kunt de beste opname van de groep weergeven als de bovenste afbeelding.
Versies toevoegen aan een stapel Versies toevoegen aan een stapel 1. Selecteer de versies die u aan een stapel wilt toevoegen. 2. Ga op een van de volgende manieren te werk: Sleep die versies naar een stapel. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Stapelen > Stapel. Klik op de menubalk op Bewerken > Stapelen > Stapel. Versies uit een stapel verwijderen Versies uit een stapel verwijderen 1. Selecteer de versies die u uit de stapel wilt verwijderen. 2.
Op deze manier blijft de handmatige sorteervolgorde die u voor een stapel kunt opgeven behouden en blijft de bovenste versie bovenop staan. De volledige stapel wordt weergegeven in een gesorteerd miniaturenpaneel op de locatie die is opgegeven door de bovenste afbeelding. U kunt de sortering binnen de stapel wijzigen door versies te verslepen of via het contextmenu.
en worden weergegeven in een stapel, zoals wordt aangegeven met de rand erom heen en de indicator "3" linksboven bij de bovenste afbeelding van de stapel. De tabel hieronder bevat een beschrijving van de aanwijzingen: M i n i atu u r Fu n cti e Geeft aan dat de afbeelding een duplicaat van een versie is. Geeft aan dat Corel AfterShot Pro het hoofdbestand niet kan vinden dat aan deze afbeelding is gekoppeld en het daarom "offline" is.
Geeft aan dat de versie de bovenste afbeelding is in een stapel met drie afbeeldingen. Sorteren en filteren Sorteren U kunt miniaturen sorteren op een groot aantal kenmerken. Zie Sorteren in de Help voor een lijst met kenmerken waarop u kunt sorteren. Aangepaste sorteervolgorde U kunt niet alleen sorteren op basis van metagegevens (zoals naam of waardering), maar u kunt ook een handmatige sorteervolgorde opgeven voor uw afbeeldingen.
gebruiken, zoals "Waardering is groter dan of gelijk aan 3 sterren", of meer gecompliceerde filters gebruiken. Afbeeldingen filteren 1. Zorg dat de afbeeldingen die u wilt filteren worden weergegeven in het miniaturenpaneel. 2. Klik op de AfterShot Pro-werkbalk op de knop Filtergereedschap weergeven . 3.
miniaturenpaneel. Opmerking: het filter blijft ingeschakeld tot dat u de selectievakjes Waardering, Label en Markering uitschakelt. Labels, waarderingen en markeringen Met kleurlabels, sterwaarderingen en markeringen kunt u sneller vinden wat u zoekt. In onderstaande afbeelding worden enkele miniaturen weergegeven waarop kleurlabels, waarderingen en markeringen zijn toegepast.
Sterwaarderingen Met sterwaarderingen kunt u snel uw beste afbeeldingen vinden. Als u waarderingen toewijst aan afbeeldingen in uw catalogus, kunt u snel uw beste afbeeldingen selecteren of filteren. Het is vaak handig om waarderingen toe te wijzen in een iteratief proces. Sterwaarderingen toewijzen 1. Selecteer in het miniaturenpaneel de afbeeldingen die u wilt waarderen. 2. Ga op een van de volgende manieren te werk: Klik op een van de sterren bovenzijde.
afgekeurd op de werkbalk aan de bovenzijde. Klik op een miniatuur en klik op de werkbalk aan de bovenzijde op de knop Markeren als selectie of druk op . (punttoets). Als u een foto wilt markeren als een afgekeurde foto, klikt u op de knop Markeren als afgekeurd of drukt u op , (kommatoets). Werken met trefwoorden Trefwoorden zijn woorden die u aan uw afbeeldingsbestanden koppelt.
In Be he e r tre fw oorde n kunt u uw tre fw oorde n orde ne n in hië rarchie ë n e n in groe pe n me t tre fw oorde n. Een trefwoord toewijzen door het te typen in de sectie Trefwoorden 1. Selecteer in het miniaturenpaneel de afbeeldingen waaraan u trefwoorden wilt toevoegen. 2. Klik in het gereedschappenvenster op de tab Metagegevens. 3. Typ in de sectie Trefwoorden de trefwoorden die u wilt toewijzen.
4. Druk op Enter. Een trefwoord uit een set trefwoorden toewijzen 1. Selecteer in het miniaturenpaneel de afbeeldingen waaraan u trefwoorden wilt toevoegen. 2. Klik in het gereedschappenvenster op de tab Metagegevens. 3. Kies in de sectie Groepen trefwoorden een set trefwoorden in de vervolgkeuzelijst op de titelbalk. 4. Klik op een trefwoord in het hoofdgebied van de sectie Groepen trefwoorden om het trefwoord toe te passen op de geselecteerde afbeeldingen. Een set trefwoorden maken 1.
Maak een nieuwe hiërarchie door op de knop Trefwoord toevoegen te klikken en een trefwoord te typen. Als u subcategorieën wilt maken, selecteert u een trefwoord en klikt u op de knop Trefwoord lager niveau toevoegen . 4. Als u alle gewenste trefwoorden in de set hebt opgenomen, klikt u op de knop Set toevoegen onder het rechterpaneel en typt u een naam voor de set trefwoorden. U kunt een willekeurige naam typen. De naam hoeft niet overeen te komen met een bestaand trefwoord. 5.
1. Klik in de sectie Groepen trefwoorden op de knop Beheren. 2. Voer in Beheer trefwoorden een van de volgende bewerkingen uit: Klik op een trefwoord in het linkerpaneel en klik vervolgens op de knop Trefwoord verwijderen . Klik op de naam van een set trefwoorden in het rechterpaneel en klik vervolgens op de knop Set verwijderen . Een sneltoets toewijzen aan een trefwoord of een set trefwoorden 1. Klik in de sectie Groepen trefwoorden op de knop Beheren. 2.
Veel van deze metagegevens zijn ook beschikbaar in het bladerpaneel, zodat u een afbeelding die op een bepaalde locatie is gemaakt of die opmerkingen van een bepaalde persoon of andere metagegevens heeft, snel kunt vinden. In Corel AfterShot Pro zijn de metagegevens in meerdere groepen ingedeeld om eenvoudiger met metagegevens te kunnen werken. U kunt zoveel extra groepen maken als u wilt om de informatie weer te geven die u wilt bekijken of bewerken.
zoals een tekstvak om een bijschrift in te voeren of een editor voor de datum en de tijd. Als u metagegevens bewerkt, is dat alleen van invloed op de actieve versie. Sets metagegevens beheren Door een nieuwe set metagegevens te maken of een bestaande set te bewerken, kunt u snel alleen de metagegevens waarin u geïnteresseerd bent bekijken en bewerken. Klik op Beheren... rechtsonder in het metagegevensgereedschap om Setbeheer metagegevens te openen.
worden weergegeven in elke set en kunt u nieuwe sets maken. Een nieuwe set metagegevens toevoegen Klik op de knop met het plusteken . Er wordt een nieuwe set met de standaardnaam "Nieuwe set" gemaakt aan het einde van de lijst met sets. Een set metagegevens verwijderen Selecteer de set metagegevens die u wilt verwijderen en klik op de knop met het minteken .
vervolgens drukt u op Enter om het zoeken te starten. De resultaten woorden weergegeven in het miniaturenpaneel. Bladeren naar afbeeldingen Via het bladerpaneel kunt u zeer snel en doeltreffen de gewenste afbeeldingen vinden. Met de Browser metagegevens kunt u snel alle afbeeldingen vinden die zijn gemaakt op een specifieke datum en met een specifieke camera of op basis van een andere combinatie van vaakgebruikte metagegevensvelden of trefwoorden.
Wanneer dit selectievakje is uitgeschakeld: de Browser metagegevens geeft inhoud en tellingen weer voor alle catalogi die momenteel in uw bibliotheek zijn geopend. Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld: de Browser metagegevens geeft alleen inhoud en tellingen weer voor de versies in de catalogi en mappen die zijn geselecteerd in het gereedschap Catalogi. U beschikt op deze manier over een beknopt overzicht van de metagegevens voor afbeeldingen in één map, in meerdere mappen of in zoekresultaten.
De items op basis waarvan u verfijnt, worden gemarkeerd in de Browser metagegevens, zodat duidelijk is dat slechts een gedeelte van de bibliotheek wordt weergegeven in de tellingen en inhoud in de Browser metagegevens.
Afbeeldingen uitvoeren Omdat Corel AfterShot Pro niet-destructief is, moeten aanpassingen die u met Corel AfterShot Pro in afbeeldingen maakt in een nieuw afbeeldingsbestand worden geschreven voordat deze aanpassingen zichtbaar zijn in een andere toepassing. Het maken van uitvoerafbeeldingen gaat snel en het proces is krachtig en op veel manieren te configureren.
bestandsnamen en mappen opgeven met behulp van naamindelingen. Kopiëren: dit uitvoertype (alleen batch) is ideaal om in één stap afbeeldingen van een geheugenkaart over te brengen naar een locatie op uw computer en bestanden in uw bibliotheek te importeren. Bij dit uitvoertype worden bronbestanden (hoofdbestand en bijbehorend bestand) gekopieerd naar een map die u kiest. U kunt de bestanden na het kopiëren ook automatisch importeren, zodat uw catalogi en uw bibliotheek upto-date zijn.
He t dialoogve nste r Inste llinge n batchve rw e rking w ordt ge bruikt voor de opdracht Be stand opslaan als e n voor batchve rw e rking. Uitvoeren met de opdracht Bestand opslaan als 1. Selecteer in het miniaturenpaneel een of meer foto's die u wilt uitvoeren. 2. Klik op de menubalk op Bestand > Bestand opslaan als of druk op CTRL+S. 3. Kies in het dialoogvenster Instellingen batchverwerking de optie JPEG of TIFF in het vervolgmenu Type afbeelding. 4.
Kwaliteit. 6. Selecteer het bestandstype (TIF, JPG enzovoorts) van de afbeelding die u wilt opslaan, alle opties voor dat bestandstype en alle overige opties die u wilt toepassen op het geëxporteerde bestand. 7. Klik op OK als u gereed bent. Alle geselecteerde bestanden worden nu geschreven in de map die u hebt gekozen met de instellingen die u hebt geselecteerd. Batches gebruiken Met een batch kunt u een of meer foto's (versies) naar standaardbestandsindelingen uitvoeren.
Druk in de sectie Batchverwerking op de sneltoets voor een batch. De sneltoets voor elke batch wordt rechts van elke batchnaam weergegeven in de sectie Batchverwerking. Druk bijvoorbeeld op F om de geselecteerde versies naar de batch Volledige JPEG te verzenden. Batches gebruiken voor mappen U kunt een volledige map met afbeeldingen uitvoeren met een batch. Een map met afbeeldingen uitvoeren met een batch 1. Klik in het bladerpaneel op de tab Bibliotheek of de tab Bestandssysteem en navigeer naar een map.
Onderbreken en hervatten Als u een batch onderbreekt, wordt de verwerking van de batch tijdelijk gestopt. Er wordt gestopt nadat de huidige versies zijn verwerkt. U kunt een batch onderbreken en hervatten door te klikken op de pauzeknop op de voortgangsbalk naast de batch die u wilt onderbreken.
tegelijk, zodat de batch stopt wanneer de versies waaraan wordt gewerkt, zijn voltooid. Een batch stoppen Klik linksonder in het toepassingsvenster op de knop Stoppen rechts van de knop Pauze. Batches beheren In Corel AfterShot Pro zijn diverse vooraf gedefinieerde batches opgenomen voor het uitvoeren van een groot aantal algemene bewerkingen. U kunt deze batches naar wens bewerken of aanpassen en ook zelf batches maken voor het uitvoeren van bewerkingen voor uw werkstroom.
1. Klik op het tabblad Uitvoer. 2. Klik met de rechtermuisknop in een leeg gebied in de sectie Batchverwerking en kies Nieuw in het contextmenu. 3. Typ in het dialoogvenster Instellingen batchverwerking een naam in het vak Batchnaam. 4. Kies de gewenste instellingen voor de batch. Een batch dupliceren 1. Klik op het tabblad Uitvoer. 2. Klik met de rechtermuisknop op een naam in de sectie Batchverwerking en kies Dupliceren in het contextmenu. Een batch verwijderen 1. Klik op het tabblad Uitvoer. 2.
Batchverwerking en kies Sneltoets instellen in het contextmenu. 3. Druk op de toets of de toetsencombinatie die u voor de sneltoets wilt gebruiken. De sneltoets wordt weergegeven in het dialoogvenster Sneltoets instellen. Meer informatie over instellingen voor batches Wanneer u bestanden uitvoert als een batch, kunt u instellingen voor de batch opgeven. Welke instellingen beschikbaar zijn, is afhankelijk van het type batch.
He t dialoogve nste r Inste llinge n batchve rw e rking Het dialoogvenster Instellingen batchverwerking bevat de volgende instellingencategorieën: Type afbeelding, Naam en locatie uitvoeren, Grootte afbeelding instellen, Aanvullende afbeeldingsinstellingen, Metagegevens en Naverwerking. Zie de beschrijvingen in de onderstaande onderwerpen voor gedetailleerde informatie. Batchnaam Batches in Corel AfterShot Pro hebben een aantal besturingselementen met elkaar gemeen, zoals hieronder is weergegeven.
wanneer u een nieuwe batch maakt. Uitvoer: dit besturingselement stelt u in staat om meerdere uitvoeren te kiezen wanneer u een batch uitvoert. U kunt kiezen uit drie uitvoertypen: Bestand, Kopie, Galerij. Voor elk uitvoertype wordt een afzonderlijke tab weergegeven. Bestemming De sectie Bestemming bepaalt waar de bestanden worden opgeslagen. U kunt kiezen uit de volgende opties: Vragen: telkens als u uitvoert, wordt u gevraagd om een locatie (het dialoogvenster Een bestemming selecteren) op te geven.
Type afbeelding Bij Type afbeelding kunt u een bestandstype kiezen. Als u JPEG kiest, kunt u een waarde typen in het vak Kwaliteit. Naam en locatie uitvoeren Deze sectie bepaalt hoe Corel AfterShot Pro bestanden noemt die door u worden uitgevoerd. U kunt in de vervolgkeuzelijst een vooraf ingestelde naamindeling kiezen of u kunt de indelingscodes invoeren in het vak dat onder de vervolgkeuzelijst wordt weergegeven. Zie Naamindelingen voor meer informatie over naamindelingen.
dat bestaande bestanden met dezelfde naam als de bestanden die worden gemaakt, moet worden vervangen door de meest recente batch. Elke keer vragen naar taaknaam: als u de naamvariabele [jobname] gebruikt als onderdeel van de naamindeling, zorgt deze optie ervoor dat er een bericht wordt weergegeven waarin u wordt gevraagd om een telkens wanneer afbeeldingen naar deze batch worden verzonden, een taaknaam op te geven. Als deze optie niet is ingeschakeld, wordt de laatste taaknaam voor de batch gebruikt.
rechts worden weergegeven het gewenste aantal pixels in. Lang/Kort aanpassen: de grootte van de uitvoerafbeelding zal worden aangepast, zodat deze binnen de opgegeven afmetingen past. Voer in de vakken die rechts worden weergegeven een maximumwaarde in pixels in voor de lange en korte rand van de uitvoerafbeelding.
Knop Voorinstelling toevoegen : hiermee kunt u een voorinstelling op uw uitvoerafbeeldingen toepassen. Knop Geselecteerde voorinstelling verwijderen een voorinstelling verwijderen. : hiermee kunt u Kleurruimte uitvoeren: hiermee kunt u de kleurruimte converteren. Houd er rekening mee dat dit van invloed kan zijn op de kleur, het contrast en het algehele aanzien van uw uitvoerafbeeldingen. Het wordt aanbevolen om eerst een voorbeeld van het effect op de opgegeven afbeeldingen weer te geven.
EXIF insluiten: als u dit selectievakje inschakelt, worden er EXIFgegevens naar het uitvoerbestand geschreven, waaronder de sluitersnelheid, het diafragma en andere gegevens. XMP insluiten: als u dit selectievakje inschakelt, worden metagegevens zowel in de XMP/IPTC-indeling als in verouderde IPTC-indelingen naar het uitvoerbestand geschreven. Kleurprofiel insluiten: als u dit selectievakje inschakelt, wordt het kleurprofiel opgenomen in het uitvoerbestand.
het uitvoerproces een externe toepassing moet worden geopend. Webgalerijen Corel AfterShot Pro helpt u om uw afbeeldingen te delen via webgalerijen. Sommige instellingen op de tab Galerij worden gedeeld met andere batchinstellingen. Zie M eer in fo rm atie o ver in stellin g en vo o r b atch es. De sectie Instellingen Galerij omvat de volgende instellingen: Type Galerij: hier kunt u een opmaak kiezen.
Grootte miniatuurweergave: hier kunt u de hoogte en breedte voor miniatuurafbeeldingen instellen. Voorbeeld grootte afbeelding: hier kunt u de hoogte en breedte voor voorbeeldafbeeldingen instellen. Batches gebruiken voor het kopiëren van bestanden U kunt de optie Afbeeldingsinstellingen kopiëren in het dialoogvenster Instellingen batchverwerking gebruiken om kopieën te maken van de hoofdbestanden en alle gekoppelde bijbehorende bestanden. U kunt de bestanden opslaan op een bestemming van uw keuze.
Naam en l o cati e u i tvo eren : hetzelfde als de besturingselementen die in de sectie Naam en lo catie u itvo eren zijn beschreven, plus: Oorspronkelijke bestanden verwijderen: hiermee kunt u instellen dat de afbeelding die u kopieert, moet worden verwijderd nadat deze naar de nieuwe locatie is gekopieerd. Alle afbeeldingsbestanden en gekoppelde bijbehorende bestanden worden gekopieerd naar de locatie die is opgegeven in de sectie Bestemming boven aan het dialoogvenster.
Met Corel AfterShot Pro kunt u een of meer afbeeldingen afdrukken op een lokaal aangesloten printer of naar een PDF-bestand en op een flexibele manier de opmaak bepalen. Afdrukken in Corel AfterShot Pro Afdrukken in Corel AfterShot Pro wordt uitgevoerd via afdrukbatches. Elke afdrukbatch heeft een bepaald opmaaktype en andere afdrukopties. U kunt het afdrukken één keer instellen en dezelfde instellingen vervolgens steeds opnieuw gebruiken, zodat u snel en eenvoudig meerdere afbeeldingen kunt afdrukken.
Werken met afdrukbatches Afdruktaken en pagina-einden beheren Wanneer een afdrukopmaak meerdere afbeeldingen per pagina bevat, zoals een contactblad, is het belangrijk dat u weet wanneer het afdrukken begint en hoe u de pagina-einden bepaalt. Deze bewerkingen regelt u met het selectievakje Ononderbroken afdrukken in het paneel Afdrukinstellingen.
heel handig bij afdrukken voor evenementen en andere situaties waarin u veel moet afdrukken. Ononderbroken afdrukken is uitgeschakeld Als ononderbroken afdrukken is uitgeschakeld, worden alle afbeeldingen die u naar de batch verzendt in een wachtrij geplaatst en start het afdrukken pas als u het venster Afdrukinstellingen opent en daarin rechtsonder op Afdrukken klikt.
1. Selecteer een of meer miniaturen in het miniaturenpaneel. 2. Klik op de tab Uitvoer en voer een van de volgende bewerkingen uit: Sleep de miniaturen naar een batchnaam in de sectie Afdrukken. Dubbelklik op een batchnaam in de sectie Afdrukken, stel in het venster Afdrukinstellingen de gewenste opties in en sleep de geselecteerde miniaturen naar het venster.
1. Klik in het bladerpaneel met de rechtermuisknop op de map voor de batch. 2. Selecteer Verzenden om af te drukken in het contextmenu en selecteer de naam van de batch die u wilt gebruiken. Afdrukbatches beheren U kunt nieuwe afdrukbatches maken, afdrukbatches dupliceren en afdrukbatches verwijderen. U kunt ook de naam van een afdrukbatch wijzigen. Soms is het eenvoudiger om een bestaande batch te kopiëren en deze kopie te wijzigen, dan een volledig nieuwe batch te maken.
Een nieuwe afdrukbatch maken 1. Klik op het tabblad Uitvoer. 2. Klik met de rechtermuisknop in een leeg gebied in de sectie Afdrukken en kies Nieuw in het contextmenu. 3. Kies in het dialoogvenster Afdrukinstellingen de gewenste instellingen voor de batch. Nadat u de batch hebt gemaakt, wordt deze weergegeven in de sectielijst Afdrukken en in het contextmenu Geselecteerde bestanden verzenden om af te drukken. Hier kunt u de naam van de batch wijzigen. Een afdrukbatch dupliceren 1.
Een afdrukbatch verwijderen 1. Klik op het tabblad Uitvoer. 2. Klik in de sectie Afdrukken met de rechtermuisknop op een batchnaam en kies Verwijderen in het contextmenu. De naam van een afdrukbatch wijzigen 1. Klik op het tabblad Uitvoer. 2. Klik met de rechtermuisknop op een naam in de sectie Afdrukken en kies Naam wijzigen in het contextmenu. 3. Typ een nieuwe naam voor de afdrukbatch.
bladerpaneel om de stappen in deze sectie uit te voeren. Algemene afdrukinstellingen Afdrukbatches in Corel AfterShot Pro hebben een aantal gemeenschappelijke besturingselementen, zoals hieronder wordt weergegeven. Ononderbroken afdrukken: als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt elke pagina naar de printer verzonden zodra er voldoende afbeeldingen aan de batch zijn toegevoegd om ten minste één pagina te vullen. Dit is alleen mogelijk in Corel AfterShot Pro.
DPI uitvoeren: opgeven welke DPI-waarde wordt gebruikt bij het verzenden van afbeeldingen naar de printer. Met de instelling 300 produceert u afbeeldingen van hoge kwaliteit, maar bij sommige printers kunt u zelfs 600 DPI instellen. Bij een hogere DPI-waarde duurt het afdrukken langer, bij een lagere DPI-waarde gaat het afdrukken sneller en zijn de bestanden kleiner (als u naar een PDF-bestand afdrukt).
Herstel Hoge lichten Invullicht 45 Lenscorrectie 60 Index A Aanpassingsgereedschappen 39 Aanpassingsgereedschappen voor afbeeldingen 39 Aanwijzingen op miniaturen 94 Afbeeldingen aanpassen Selectieve aanpassingen 66 Afbeeldingen bewerken Aanpassingsgereedschappen 39 Basisaanpassingen in afbeeldingen 42 Externe editor 37, 39, 42, 80, 81, 82 Voorinstellingen beheren 82 Voorinstellingen toepassen 81 Voorinstellingen voor aanpassen 80 Afbeeldingen bijsnijden Afbeeldingen importeren Afbeeldingen rechttrek
Afdrukken 130 Ononderbroken afdrukken 131 Standaard afdrukken 132 Versie toevoegen aan afdrukbatch 132 Werken met afdrukbatches 131 Afdrukken voor evenementen 131 Assetbeheer 11, 21, 25, 87 Aanwijzingen op miniaturen 94 Aanwijzingen voor metagegevens 94 Catalogi beheren 30 Stapels 91 Versies kopiëren 30 Versies verplaatsen 30 Versies verwijderen 33 Automatische niveaus B 43 De naam van een batch wijzigen 118 Dupliceren 118, 135 Een batch hervatten 116 Een batch leeg maken 116 Een batch onderbreken 116 Ee
C I Catalogi 25 Contrast 46 Conversie naar andere afbeeldingstypen 122 Curven 48 D De naam van een batch wijzigen 118 E Een batch hervatten 116 Een batch leeg maken 116 Een batch onderbreken Een batch verwijderen Een stapel maken 116 118, 136 92 Invullicht 45 104 K Formaat uitvoerafbeeldingen wijzigen 123 G Kleurcorrectie Kleurlabels Kleurtoon Gedeelde XMP-gegevens 19 100 45 Hoofdbestanden kopiëren Klonen 51 98 46 75 L H Herstel Hoge lichten Insteekfilters Informatie over in
M O Mappen toevoegen aan batch 115, 133 Ondersteuning voor RAW-bestanden 24 Metagegevens 87 Opslaan als 112 Afbeeldingen labelen 98 Optioneel assetbeheer Afbeeldingen waarderen 99 P Afkeuren 99 Kleurlabels 98 Perfectly Clear® 43 Markeren 99 R Metagegevens bewerken 104 Metagegevens weergeven 104 Rechttrekken 44 Sets metagegevens beheren Regio's 66 104 Regio's bewerken 73 Versies markeren 99 Repareren 75 Metagegevens verfijnen 109 Modus Bestandssysteem Informatie over bestandssysteemmodus 21 S 35 N Se
Stapels sorteren 93 Versies groeperen Versies maken T Versies sorteren 96 Aangepast sorteren Trefwoorden 47, 87 beheren 100 gebruiken 100 Sets 100 Versies verwijderen Verzadiging Trefwoorden beheren 100 Type uitvoerafbeelding 122 W 111 Uitvoerafbeeldingen maken Uitvoermetagegevens 111 Werkkleurruimte 125 Witbalans V Verfijnen 55 43, 54 X 109 Verscherpen XMP 46, 56 114 Versie toevoegen aan een stapel 93 Versie uit stapel verwijderen Versiemarkeringen Zoekvak 107 93 99 Versies Nie
Corel® AfterShot™ Pro Gebruikershandleiding Copyright 2011 Corel Corporation. Alle rechten voorbehouden. Productspecificaties, prijsstelling, verpakking, technische ondersteuning en informatie (”specificaties”) betreffen alleen de Engelse versie voor verkoop in de detailhandel. De specificaties van alle andere versies (inclusief versies in andere talen) kunnen verschillen.
dochterbedrijven. Alle andere productnamen en eventuele gedeponeerde en niet-gedeponeerde handelsmerken hierin bepaald worden uitsluitend ter identificatie gebruikt en blijven exclusief eigendom van de desbetreffende eigenaars.