Installation Instructions
Coopra Advanced Heating Technologies b.v. Installatie voorschrift NL 40
13
2.3. Aansluiten van water, gas en electra
1 = CV retourleiding
2 = CV aanvoerleiding
3 = Gas aansluiting
4 = Rioolaansluiting
2.3.1. Gas aansluiting
• Sluit de gasleiding aan op aansluiting (3).
• Leg de gasleiding spanningsvrij aan.
• Neem een goedgekeurde afsluitkraan in de leiding
op.
• Blaas de gasleiding zorgvuldig schoon.
2.3.2. CV-water aansluitingen
• Verbind CV-aanvoerleiding met aansluiting (6).
• Verbind CV-retourleiding met aansluiting (5).
• Leg in het CV-systeem een vul- en
aftapmogelijkheid aan. Gebruik het overstortventiel
niet als aftap. Het overstortventiel is een
veiligheidsventiel en zorgt ervoor dat het systeem
niet onder te hoge druk (3 bar) komt.
• In de CV-aanvoerleiding (6) en de CV-retourleiding
(5) dienen afsluitkranen te worden aangebracht.
• De CV-retourleiding (5) moet van een toereikend
expansievat zijn voorzien. De grootte van het
expansievat dient te worden bepaald op basis van de
CV-watertemperatuur en de totale waterinhoud van de
installatie.
• Monteer, indien verwacht kan worden dat het CV-
water sterk zal vervuilen b.v. door vloerverwarming,
in de retourleiding een 2 kg vuilvangfilter. Coopra
kan voor schade aan het toestel, ontstaan door vuil
in het systeem, geen garantie verlenen.
• Alvorens het toestel aan te sluiten, spoel het
systeem volledig schoon om verontreinigingen te
verwijderen.
2.4. Waterzijdige dichtheid
Bij gebruik van de kranengroep kunt u nu een controle op
Waterzijdige dichtheid van het systeem uitvoeren.
2.5. Rioolaansluiting
Voor de afvoer van het condenswater (4) dient er een
aansluiting op het riool aanwezig te zijn dan wel te worden
aangelegd. Deze aansluiting dient te zijn voorzien van een
sifon om stankoverlast te voorkomen.
In verband met mogelijke over- of onderdruk in het riool dient
er een open verbinding te worden aangelegd.
Breng de condensafvoerleiding (4) (binnendiameter minimaal
40 mm) enkele centimeters links van de gasleiding aan.
2.6. Elektra-aansluiting
Er dient op maximaal 1 m afstand van het toestel een
wandcontactdoos met randaarde beschikbaar te zijn dan wel
te worden aangelegd.
Dit stopcontact dient te allen tijde bereikbaar te zijn.
De elektra-aansluiting (230 VAC) dient uit fase en nul te
bestaan.
Een goede randaarde is voor de goede werking van het
toestel een vereiste.
Beschikt u niet over de vereiste netaansluiting met fase en
nul, dan moet er een scheidingstransformator worden
aangelegd. Eén van de secundaire zijde moet dan geaard
worden, waardoor
De netsnoerkabel mag alleen door de fabrikant of diens
vertegenwoordiger vervangen worden.
3
2
1
4
40
75










