Instructions

1.8 Lichtgevende diode (LED)
Soldeer nu de LED op de printplaat. Zie het schema en let op de polariteit. Het
kortste pootje is de kathode. Als men de binnenzijde van de LED in het licht houdt,
dan herkent u de kathode aan de langere elektrode.
In het schema "Plaatsing van de componenten" wordt de kathode aangegeven met
een dikke streep. Als de LED in een kastje wordt ingebouwd, dan wordt de LED
normaal gesproken met een dunne, geïsoleerde draad met de printplaat
verbonden.
Soldeer eerst een poot van de LED vast zodat u de LED precies kunt positioneren.
Als dat gebeurd is, soldeert u de tweede poot vast.
Als er geen markering op de LED staat of als u twijfelt over de polariteit (sommige
fabrikanten gebruiken een andere markering), dan kunt u de polariteit bepalen door
de LED uit te proberen. Ga hiervoor als volgt te werk:
Breng een spanning van ongeveer 5 V (batterij 4,5 V of 9 V) aan op de LED in
serie met een weerstand van ongeveer 270 Ohm (of 4,7 kOhm voor een low-
current-LED).
Als de LED gaat branden, betekent dat dat de kathode correct is aangesloten op
de min. Als de LED niet gaat branden, dan is deze verkeerd om aangesloten
(kathode aan de plus) en moet hij worden omgepoold.
1x schroefklem x 2, 5 mm
1x schroefklem x 4, 5 mm
LD 1 = rood diam. 5 mm