User manual
kan worden. Dat betekent: de warmte van de soldeerbout moet goed
naar de te solderen plek geleid worden.
Gebruik een kleine soldeerbout met max. 30 Watt verhittingsvermogen.
De soldeerbout moet vrij zijn van roest, opdat de warmte goed afgeleid
kan worden. Dat betekent: de warmte van de soldeerbout moet goed
naar de te solderen plek geleid worden.
4. De soldering zelf moet snel plaatsvinden, want door te lang solderen
worden onderdelen vernield. Ook leidt het tot het loslaten van soldeer-
ogen of printbanen.
5. Voor het solderen wordt de goed van soldeertin voorziene punt van de
soldeerbout zo op de te solderen plek gehouden, dat tegelijkertijd de
draad van het onderdeel en de printbaan aangeraakt worden.
Tegelijkertijd wordt (niet teveel) soldeertin toegevoerd, dat mee-
verwarmd wordt. Zodra het soldeertin begint te vloeien, verwijdert u
het van de soldeerplek. Dan nog een ogenblik wachten, tot het achter-
gebleven soldeer goed uitgelopen is en daarna de soldeerbout van de
soldeerplek verwijderen.
6. Let er op, dat het net gesoldeerde onderdeel, nadat u de bout
verwijderd heeft, ca. 5 s niet bewogen wordt. Er blijft dan een zilver
glanzende, perfecte soldeerplek over.
7. Voorwaarde voor een perfecte soldering en goed solderen is een
schone, roestvrije soldeerpunt. Want met een vuile soldeerpunt is het
absoluut onmogelijk netjes te solderen. Verwijder daarom na elke keer
solderen het overtollige soldeer en vuil met een vochtige spons of met
een siliconenstripper.
8. Na het solderen worden de aansluitdraden direct boven de soldeerplek
met een zijkniptang afgeknipt.
9. Bij het solderen van halfgeleiders, IC’s en LED’s moet u er vooral op
letten dat een soldeertijd van ca. 5 s niet overschreden wordt, omdat
anders het onderdeel vernield wordt. U dient bij deze onderdelen
eveneens op de juiste poling te letten.
10. Na het solderen van alle componenten controleert u principieel elke
16
schakeling nogmaals, om te zien of alle onderdelen er op de juiste
manier ingezet zijn met de juiste poling. Controleer ook, of er niet per
ongeluk aansluitingen of printbanen met soldeertin overbrugd zijn. Dat
kan niet alleen tot niet functioneren, maar ook tot vernieling van dure
onderdelen leiden.
11. Bedenk ook, dan niet goed solderen, verkeerde aansluitingen, verkeerde
bediening en fouten in de opbouw buiten ons invloedbereik liggen.
1. Bouwfase I:
Montage van de componenten op de printplaat
1.1 Weerstanden
Eerst worden de aansluitdraden van de weerstanden volgens de rasterafme-
tingen rechthoekig gebogen en in de aanwezige openingen (volgens
bedradingsschema) gestoken. Opdat de componenten er bij het omdraaien
van de printplaat niet uit kunnen vallen, buigt u de aansluitdraden van de
weerstanden ca. 45° uit elkaar, en soldeert ze daarna zorgvuldig op de print-
banen aan de achterzijde van de printplaat. Aansluitend worden de
uitstekende draden afgeknipt.
De hier in dit bouwpakket toegepaste weerstanden zijn koollaag- weerstanden.
Deze hebben een tolerantie van 5% en worden gekenmerkt door een goud-
kleurige "tolerantiering". Koollaag- weerstanden bezitten normaal gesproken
vier kleurringen. Voor het aflezen van de kleurcode wordt de weerstand zo
gehouden, dat de goudkleurige tolerantiering zich aan de rechterzijde van de
weerstand bevindt. De kleurringen worden dan van links naar rechts afgelezen!
R1 = 4.7 k geel, violet, rood
R2 = 1,2 k bruin, rood, rood
17