User manual

12
1. Bouwfase: montage van de onderdelen op de printplaat
1.1 Weerstanden
Eerst worden de aansluitdraden van de weerstanden overeenkomstig de rastermaat
rechthoekig gebogen en in de daarvoor bestemde gaten (vlgs. onderdelenschema)
gestoken. Daarna buigt u de aansluitdraden ca. 45° uit elkaar, zodat de weerstanden
er bij het omdraaien van de printplaat niet uit kunnen vallen en soldeert u ze op de
achterzijde zorgvuldig op de printbanen.
Vervolgens worden de uitstekende draden afgeknipt.
De hier gebruikte weerstanden zijn koollaagweerstanden. Deze hebben een
tolerantie van 5% en zijn gekenmerkt met een goudkleurige "tolerantie-ring".
Koollaagweerstanden bezitten doorgaans 4 gekleurde ringen.
Voor het aflezen van de kleurcode wordt de weerstand zo gehouden, dat de
goudkleurige ring zich aan de rechterkant bevindt. De kleurringen worden dan van
links naar rechts afgelezen!
R1 = 4,7 k geel, violet, rood
R2 = 22 k rood, rood, oranje
(
waarde kan volgens gewenste klokfrequentie tot 2,2 k verlaagd worden)
R3 = 10 k bruin, zwart, oranje
R4 = 4,7 k geel, violet, rood
R5 = 4,7 k geel, violet, rood
R6 = 10 k bruin, zwart, oranje
R7 = 470 k geel, violet, geel
R8 = 1 k bruin, zwart, rood
R9 = 15 k bruin, groen, oranje
R10 = 6,8 k blauw, grijs, rood
R11 = 3,9 k oranje, wit, rood
R12 = 3,9 k oranje, wit, rood
R13 = 6,8 k blauw, groen, rood
R14 = 100 R bruin, zwart, bruin
R15 = 10 R bruin, zwart, zwart
R16 = 4,7 k geel, violet, rood
R17 = 0,15 R bruin, groen, zilver (4 W)
R18 = 0,15 R bruin, groen, zilver (4 W)