User manual
14 15
5. Voor het solderen wordt de goed vertinde soldeerspits zodanig
op het soldeerpunt gehouden, dat componentdraad en
geleiderbaan gelijktijdig worden geraakt.
Tegelijkertijd wordt (niet te veel) soldeertin toegevoerd, dat
mee wordt verhit. Zodra het soldeertin begint te vloeien, haalt
u het van het soldeerpunt weg. Dan wacht u nog een ogenblik
tot het achtergebleven soldeer goed is uitgevloeid; daarna
haalt u de soldeerbout bij het soldeerpunt weg.
6. Let erop dat de zojuist gesoldeerde component, nadat u de
soldeerbout hebt weggehaald, ca. 5 s niet wordt bewogen. Dan
blijft een zilverachtig glanzend, onberispelijk soldeerpunt achter.
7. Voorwaarde voor een onberispelijk soldeerpunt en goed solderen
is een schone, niet geoxideerde soldeerspits. Want met een vuile
soldeerspits is het absoluut onmogelijk om zuiver te solderen.
Haal daarom na elke soldeerhandeling overtollig soldeertin en
vuil weg met een vochtige doek of een siliconenafstrijker.
8. Na het solderen worden de aansluitdraden met een zijkniptang
direct boven het soldeerpunt afgeknipt.
9. Bij het insolderen van halfgeleiders, leds en IC’s moet u er
bijzonder goed op letten, dat een soldeerperiode van 5 s niet
wordt overschreden, omdat anders de component wordt vernield.
Ook moet u bij deze componenten letten op de juiste polariteit.
10. Na het aanbrengen moet u altijd elke schakeling nogmaals erop
controleren of alle componenten de juiste plaatsing en polariteit
hebben. Controleer ook of er niet per ongeluk aansluitingen of
geleiderbanen met tin zijn overbrugd. Dat kan niet alleen tot
storingen, maar ook tot vernieling van dure componenten leiden.
11. Let erop dat ondeskundige soldeerpunten, foute aansluitingen,
onjuiste bediening en plaatsingsfouten buiten onze
invloedssfeer liggen.
1. Bouwfase I:
Montage van de elementen op de printplaat
1.1 Weerstanden
Eerst worden de aansluitdraden van de weerstanden volgens de
rastermaat in een rechte hoek afgebogen en in de daarvoor
bestemde openingen gestoken (conform het montageschema).
Buig de aansluitdraden van de weerstanden ongeveer 45° uit
elkaar, zodat de componenten er bij het omdraaien van de
printplaat niet af kunnen vallen, en soldeer deze dan zorgvuldig
vast op de geleiderbanen aan de achterkant van de printplaat.
Daarna worden de uitstekende draden afgesneden.
De in dit bouwpakket gebruikte weerstanden zijn opgedampte
koolweerstanden. Deze hebben een tolerantie van 5% en worden
gekenmerkt door een goudkleurige “tolerantiering”. Opgedampte
koolweerstanden hebben gewoonlijk vier kleurringen. Om deze
kleurcodes af te lezen wordt de weerstand zodanig vastgehouden,
dat de goudkleurige tolerantiering zich aan de rechterkant van het
weerstandselement bevindt. De kleurringen worden dan van links
naar rechts afgelezen!
R1 = 2,2 k
rood,
rood,
rood
R2 = 2,2 k
rood,
rood,
rood
R3 = 4,7 k
geel,
violet,
rood
R4 = 680 R
blauw,
grijs,
bruin
1.2 Diodes
Nu worden de aansluitdraden van de dioden volgens de
rastermaat in een rechte hoek afgebogen en in de daarvoor
bestemde openingen gestoken (conform het montageschema). Let