User manual

002
{
003
int green, blue, red ;
004
005
if (val <= 10 & val >= -20)
006
blue = map(val, -20, 10, 255, 0);
007
else blue = 0;
008
009
if (val >= 10 & val <= 40)
010
green = map(val, 10, 40, 255, 0);
011
else if (val >= -20 & val < 10) green = map(val, -20, 10, 0, 255);
012
else green = 0;
013
014
if (val > 10 & val <= 40) red = map(val, 10, 40, 0, 255);
015
else red = 0;
016
017
analogWrite(RED, red);
018
analogWrite(GREEN, green);
019
analogWrite(BLUE, blue);
020
}
De aanpassing van de LED-helderheid wordt in de functie rgbTemp() uitgevoerd.
Met behulp van het map-bevel worden de waarden in passende Byte-waarden (0-
255) omgezet en naar de LED uitgegeven. Daarbij staat blauw voor bijzonder
koude temperaturen en heeft een invloed in het bereik van 20 °C tot +10 °C.
Groen meet in het hele temperatuurbereik mee, maar bereikt een maximum bij de
waarde 10 °C. Rood vindt men pas vanaf een waarde van +10 °C en heeft een
maximum bij +40 °C. Daardoor is een intuïtieve kleurcodering gecreëerd aan de
hand waarvan men de huidige temperatuur kan inschatten, bovenop de nauwkeu-
riger weergave in de seriële monitor.