Inhoudsopgave Inleiding 5 Componenten - basiskennis 5 De batterij 5 Weerstanden 5 De keramische condensator 7 De elektrolytische condensator (kortweg elco) 8 De LED 8 De transistor 9 De mogelijkheden van een multimeter 10 De CAT-certificering bepaalt het toepassingsgebied 11 CAT-klassen 11 De meetsnoeren correct aansluiten 12 Het meetinstrument correct instellen 14 1 Hoe meet men een weerstand door? 15 2 Meetfouten voorkomen 17 3 Hoe gedragen weerstanden in serie zich? 19
11 Hoe meet men of er een verbinding bestaat? 37 12 Meten aan een schakeling: Spanning meten aan afzonderlijke componenten 39 13 Weerstanden meten in een schakeling: 41 14 Meten aan een schakeling: Afzonderlijke stromen in een schakeling bepalen 43 15 Meetresultaten controleren 47 16 De multimeter als batterijtester 48 17 Meten van diodes 50 18 Controleren van transistors 53 19 Controleren van LED's 54 20 Temperaturen meten 56 Bijlage Vermogen en arbeid 59 4
Inleiding In de vakhandel zijn verscheidene multimeters te koop waarmee u zelf uitgebreide metingen kunt verrichten aan elektronische componenten en schakelingen. Hiervoor is echter een zekere basiskennis nodig over de bediening van een dergelijk meetinstrument en over de componenten waaraan u wilt meten. Met dit lespakket leert u stap voor stap de geheimen van het juiste meten kennen.
gelezen vanaf de rand naar het midden. Een vierde ring die wat verder weg staat, geeft de tolerantie van de weerstand aan. De kleurcode begint bij de ring die zich het dichtst bij de rand bevindt. De eerste twee ringen staan voor twee cijfers, de derde voor een vermenigvuldigingsfactor van de weerstand in Ohm. De vierde ring geeft de tolerantie aan. De weerstand wordt aangegeven in Ohm [Ω].
Afb. 4: De weerstand In het lespakket vindt u de volgende weerstanden: 330 Ohm 1 kOhm 2,2 MOhm oranje, oranje, bruin bruin, zwart, rood rood, rood, groen Afb 5: Tekensymbool van een weerstand De keramische condensator Ook de condensator is een elementaire elektronische component. Deze is in twee uitvoeringen verkrijgbaar. De eenvoudigste variant is de kleine, ronde, vlakke, keramische condensator. Deze heeft geen polariteit. De capaciteit van een condensator wordt aangegeven in Farad (F).
De elektrolytische condensator (kortweg elco) De elektrolytische condensator (elco) heeft een grotere capaciteit. Hij is cilindervormig en moet met de juiste polariteit worden ingebouwd. De minpool is gemarkeerd met een witte ring aan de zijkant en heeft een kortere aansluitdraad. Een elco gaat kapot als deze met de verkeerde polariteit wordt aangesloten. De capaciteit wordt in normale tekst aangegeven. Afb 8: Tekensymbool van een elektrolytische condensator (elco) Afb.
Afb 10: Een LED moet altijd met de juiste polariteit worden aangesloten. Afb. 11: Tekensymbool van een LED De transistor Een transistor versterkt kleine stromen. De aansluitingen van de transistor heten emitter (E), basis (B) en collector (C). De cilindrische behuizing heeft een vlakke kant. Hier staat de typeaanduiding. Als u de transistor zo vasthoudt dat de aansluitingen naar beneden wijzen en u het opschrift kunt lezen, dan bevindt de emitter zich aan de rechterkant.
Afb 13: Tekensymbool van een NPN-transistor De diode Een diode laat stroom slechts in een richting door. U kunt een diode vergelijken met een terugslagventiel in de waterinstallatietechniek. Diodes hebben meestal, net als weerstanden, een cilindrische vorm. De minpool (K) is met een ring aangegeven. Afb 14: Tekensymbool van een diode Afb. 15: De diode De mogelijkheden van een multimeter Multimeters worden erdoor gekenmerkt dat er alles mee gemeten kan worden.
Kijkt u ook eens naar de meetsnoeren. Ze hebben verschillende kleuren (rood: pluspool; zwart: minpool). Met behulp van de gebruiksaanwijzing kunt u uw meetinstrument leren kennen voordat u ermee gaat meten. Afb. 16: U dient het instrument eerst te leren kennen. Het helpt om de handleiding zorgvuldig te bestuderen. De CAT-certificering bepaalt het toepassingsgebied Multimeters moeten aan verschillende veiligheidseisen voldoen zodat het instrument veilig kan worden gebruikt.
CAT II Multimeters van klasse CAT II kunnen worden toegepast voor apparaten die aan het lichtnet zijn aangesloten. Alleen eenfasig, geen krachtstroom. Hieronder vallen huishoudelijke apparaten en draagbaar elektrisch gereedschap. Stopcontacten en leidingen mogen slechts beperkt worden gemeten.
meten. "Hz" refereert aan frequentiemetingen, die alleen nodig zijn voor specialisten. Deze opening moet meestal ook gekozen worden voor het meten van kleine stromen zoals die normaal gesproken in elektronische schakelingen voorkomen. Bij ons instrument is hiervoor een aparte aansluitopening beschikbaar. Deze is voorzien van het bijschrift "µAmA“ . Als er normale stromen moeten worden gemeten op het gebied van hobbyelektronica, dan moet het rode meetsnoer hier op worden aangesloten.
Afb 19: Voor spannings- en weerstandsmetingen moet u bij dit model het rode meetsnoer in de rechtse opening (HzVΩ) steken. Voor het meten van kleine stromen moet de aansluiting µAmA worden gebruikt. Het meetinstrument correct instellen Multimeters meten niet eenvoudigweg alleen spanning, stroom en weerstand. Ze moeten correct worden ingesteld, want er is bijvoorbeeld verschil tussen gelijk- en wisselspanning/stroom. Bovendien hebben de multimeters verschillende meetbereiken.
Afb 20: Let erop dat u de juiste te meten grootheid selecteert (bijv. "gelijkstroom" als u gelijkstroom wilt meten). Afb. 21: Zet het instrument voor iedere meting op het hoogste meetbereik. Bij dit apparaat is dat voor gelijkspanning 250 V. 1 Hoe meet men een weerstand door? Voorbereiding: Buig van één weerstand van 330 Ω, één van 1 kΩ en één van 2,2 MΩ de aansluitdraden 90 graden om, zodat u de weerstanden in het experimenteerbord kunt steken (zie afb. 22).
U heeft voor het meten van weerstand geen externe stroombron zoals een 9 V-batterij nodig. In de multimeter is voor weerstandsmetingen al een batterij ingebouwd. Steek de beide meetpennen nu parallel aan een van de weerstanden in het experimenteerbord en stel het instrument in op een weerstandsbereik van 2000 kΩ. Meet zo alle drie de weerstanden. Bij twee metingen ziet u '001' en bij de derde "1--". De meetwaarden zijn niet erg bruikbaar, hoewel u eigenlijk alles correct heeft gedaan.
Afb. 24: Ze kunt u de meetpennen direct aansluiten aan het experimenteerbord. Afb. 25: In het hoogste meetbereik zijn de meetresultaten nog heel onnauwkeurig. 2 Meetfouten voorkomen Volgens de meting in de vorige oefening waren twee weerstanden even groot. U ziet de meetfout door het onjuist ingestelde meetbereik. Meet daarom nogmaals de weerstanden op het experimenteerbord en schakel daarbij het meetbereik stap voor stap naar beneden.
De "1" voor 1 kΩ in het 2000 kΩ-bereik verandert in 0,98, oftewel 980 Ω in het 20 kΩ-bereik. Schakelt u nu verder terug naar het 2000 Ω-bereik, dan verschijnt de meetwaarde 983 Ω. Daarmee heeft u het optimale en nauwkeurigste meetbereik bepaald. Als u nog verder terugschakelt naar het 200 Ω-bereik, dan verschijnt er op het display alleen nog maar "1--". Dat betekent dat het meetbereik te laag is. Voer deze meting ook nog eens uit voor de andere weerstand waarvoor u eerder "1" voor 1 kΩ hebt gemeten.
Afb 26: Een weerstand van 983 Ω wordt gemeten in meetbereik 2000 Ω. Daarmee is het optimale meetbereik voor deze weerstand gevonden. Afb. 27: Bij een correcte keuze van het meetbereik blijkt de oorspronkelijk als 1 kΩ gemeten weerstand, in werkelijkheid 330 Ω te zijn. 3 Hoe gedragen weerstanden in serie zich? Weerstanden worden niet altijd afzonderlijk, maar soms ook gecombineerd in schakelingen gebruikt. Een van de mogelijkheden is om de weerstanden in serie te schakelen.
Rtot = R1 + R2 +... Rn 2kΩ = 1 kΩ + 1 kΩ Probeert u ook eens een serieschakeling van meer en van verschillende weerstanden. Op deze manier kunt u zelf een weerstand samenstellen die niet beschikbaar is als losse component. Afb. 28: Twee weerstanden in serie geschakeld: om de totale weerstand te meten sluit u een meetsnoer aan op de linkeraansluiting van de linkse weerstand en de andere op de rechteraansluiting van de rechtse weerstand. Afb. 29: Twee weerstanden in serie geschakeld.
Afb. 30: De totale weerstand van twee in serie geschakelde weerstanden is gelijk aan de som van de afzonderlijke weerstanden. 4 Hoe gedragen parallel geschakelde weerstanden zich? Weerstanden kunnen ook parallel geschakeld worden. Een eenvoudige parallelschakeling bestaat uit minstens twee weerstanden. Er kunnen natuurlijk ook meer weerstanden parallel geschakeld worden. Steek twee weerstanden van 1 kΩ onder elkaar in het experimenteerbord. Zo zijn ze parallel geschakeld.
U kunt de totale weerstand uitrekenen met de volgende formule: 1/Rtot = 1/R1 + 1/R2 + ... 1/Rn 1/248 Ω = 1/1000 Ω + 1/330 Ω Gebruik de toets 1/x op uw rekenmachine om de totale weerstand uit te rekenen. Afb 31: Bij twee parallel geschakelde weerstanden is de totale weerstand altijd kleiner dan de kleinste afzonderlijke weerstand.
Afb. 33: Twee parallel geschakelde weerstanden van elk 1 kΩ geven een totale weerstand van 493 Ω. Het is niet exact 500 Ω vanwege de tolerantie bij de productie van de weerstanden. 5 De condensator meten Om de capaciteit van een condensator te meten, heeft u een multimeter nodig die geschikt is voor capaciteitsmetingen. Helaas zijn relatief weinig multimeters in staat om capaciteit te meten en dan alleen nog multimeters van hoge kwaliteit.
Steek nu de te meten condensator in het experimenteerbord en wel zodanig dat u de beide zelfgemaakte meetpennen op het experimenteerbord kunt plaatsen zonder dat ze elkaar raken. De te meten condensator mag in geen geval in een (deel-)schakeling zijn opgenomen. De meetopstelling is dezelfde als bij de weerstandsmeting. U moet dus alleen het rode en het zwarte meetsnoer aan de condensator koppelen.
Afb 34: Condensatoren mogen alleen gemeten worden als ze niet in een (deel-)schakeling zijn opgenomen. De te meten condensator moet in het experimenteerbord worden gestoken. De twee meetsnoeren moeten met de juiste polariteit worden aangesloten. Afb. 35: Kies op de multimeter de stand "capaciteitsmeting". Het duurt een paar seconden voordat u de meetwaarde kunt aflezen.
condensator verbonden worden met de plus van de andere. Aangezien condensatoren zelfstandig (zonder weerstand of externe stroombron) worden gemeten, kunt u het rode meetsnoer direct aan de plus van de ene condensator aansluiten en het zwarte meetsnoer aan de minpool van de andere. Schakel de multimeter nu op capaciteitsmeting en wacht enkele seconden, totdat de meetwaarde niet meer verandert. U zult nu ongeveer 5,7 μF meten, dus ongeveer de helft van de 10 μF van de afzonderlijke condensatoren.
Afb. 37: Let bij het inbouwen van de twee elco's op de polariteit. Ook de meetsnoeren moeten met de juiste polariteit worden aangesloten. Afb. 38: Bij twee in serie geschakelde condensatoren van 10 μF meet u de helft van de capaciteit van de afzonderlijke condensatoren.
7 Condensatoren parallel geschakeld Tijdens de oefening "Hoe gedragen parallel geschakelde weerstanden zich?" heeft u gezien dat de totale weerstand kleiner is dan de kleinste afzonderlijke weerstand. Bouw op het experimenteerbord een parallelschakeling van 2 condensatoren op (bijvoorbeeld elk met een capaciteit van 10 μF). Let op de juiste polariteit. Bij elektrolytische condensatoren moeten aan de ene kant de twee pluspolen gekoppeld worden en aan de andere kant de twee minpolen.
Afb. 40: Let bij het inbouwen van de twee elco's op de polariteit. Ook de meetsnoeren moeten met de juiste polariteit worden aangesloten. Afb. 41: Bij twee parallel geschakelde condensatoren van elk 10 μF meet u de som van de afzonderlijke capaciteiten.
8 Hoe meet men gelijkspanning? Bouw eerst een eenvoudige schakeling met een LED op het experimenteerbord. Schakel daarvoor een weerstand van 1 kΩ in serie met een LED. Gebruik een draadbrug voor de retourleiding van de LED naar de minpool van de batterij. Schakel voor het meten van gelijkspanning de multimeter op een gelijkspanningsbereik. U kunt ook de spanning direct aan de batterij meten, door de rode meetpen tegen de pluspool te houden en de zwarte tegen de minpool.
Afb. 42: Opbouw van de eenvoudige LED-schakeling. Over beide belastingen, dus zowel over de weerstand als over de LED, staat een spanning (U1 en U2) Utot is de totale spanning over de beide belastingen samen. Afb. 43: Opbouw van de eenvoudige LED-schakeling.
Afb. 44: Als totale spanning wordt 8,2 V gemeten. Afb. 45: Over de 1 kΩ-weerstand spaat een spanning van 5,59V. Gebruik steeds het optimale meetbereik om zo nauwkeurig mogelijk te meten.
9 Hoe meet men wisselspanning? Het meten van wisselspanning is in principe hetzelfde als het meten van gelijkspanning. U hoeft er alleen maar op te letten dat u op de multimeter een meetbereik voor wisselspanning instelt. Anders meet u geen spanning, hoewel die wel aanwezig is. Schakel de multimeter op het meetbereik van 200 V wisselspanning en schakel de zojuist gebouwde LED-schakeling nogmaals in. Meet nu de afzonderlijke spanning over de weerstand en de LED en de totale spanning over de twee samen.
Afb. 46: Als u probeert gelijkspanning in een schakeling te meten terwijl u het instrument niet op gelijkspanning, maar ten onrechte op wisselspanning hebt ingesteld, dan is de gemeten spanning het dubbele van de werkelijke spanning. In werkelijkheid is er echter ten opzichte van eerder niets gewijzigd in de schakeling. 10 Hoe meet men stroom? U heeft al gezien dat bij in serie geschakelde belastingen (zoals de eenvoudige LED-schakeling) over iedere belasting een spanning staat.
Stel, voordat u de batterij aansluit, de multimeter in op het hoogste meetbereik voor stroom, 200 milliAmpère (200 mA). Kies vervolgens telkens een lager meetbereik, totdat u een nauwkeurige meetwaarde kunt aflezen. Bij deze meting is dat het meetbereik van 20 mA en meet u een stroom van ongeveer 5,5 mA door de schakeling. Schakel niet naar een te klein meetbereik. Het meetinstrument zou erdoor overbelast worden. Bij de meeste meetinstrumenten zijn de circuits voor stroommeting beveiligd met zekeringen.
Afb. 48: De multimeter moet als vervanging van de draadbrug in de schakeling worden opgenomen. Daardoor is de multimeter in serie geschakeld met de andere belastingen. Afb. 49: Door de multimeter loopt dezelfde stroom als door de andere belastingen in de schakeling.
11 Hoe meet men of er een verbinding bestaat? Het meten of twee punten verbinding maken, kan om verschillende redeneren nuttig zijn. Als u in een meeraderige kabel bijvoorbeeld een bepaalde ader wilt vinden of als u wilt vaststellen of een kabel gebroken is. Veel multimeters hebben daarom een meetbereik waarbij niet alleen de meetresultaten op het display getoond worden, maar waarbij ook een geluidssignaal klinkt als er verbinding is tussen de meetsnoeren.
Afb. 51: Als de meetpennen van elkaar zijn gescheiden, dan is de weerstand oneindig groot en wordt "1--" getoond. Dat duidt op een kabelbreuk of bij een meeraderige kabel, dat de gemeten uiteinden niet bij dezelfde ader horen. Afb. 52: Bepalen of er verbinding bestaat bij een kabel.
12 Meten aan een schakeling: Spanning meten aan afzonderlijke componenten Bouw een gecombineerde LED-schakeling op. Schakel de twee 1 kΩweerstanden parallel, schakel vervolgens de beide 330 Ω-weerstanden hiermee in serie en schakel ten slotte de LED ook in serie. Daardoor bevat de schakeling vier belastingen waarover u de spanning kunt meten. Houd daarvoor de meetpennen telkens tegen de beide aansluitingen van een weerstand of die van de LED.
Afb 54: Opbouw van een gemengde serie-/parallelschakeling voor de aansturing van een LED. Afb. 55: Of u nu de spanning over een van de 1 kΩ-weerstanden meet, of over beide samen, de spanning is altijd even hoog. Afb. 56: Over twee even grote weerstanden die in serie geschakeld zijn, staat ook altijd dezelfde spanning.
13 Weerstanden meten in een schakeling: Als u afzonderlijke weerstanden in een schakeling probeert te meten, dan moet u erop letten dat er andere componenten parallel geschakeld kunnen zijn aan de weerstand. Deze componenten worden dan als het ware meegemeten. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij de twee parallelle weerstanden. Van deze weerstanden kunt u bijvoorbeeld alleen de gezamenlijke weerstand meten.
Afb. 58: Om de afzonderlijke weerstanden te meten, moet één weerstand aan één kant worden losgemaakt. Alleen op die manier kunt u de afzonderlijke weerstanden meten. Afb. 59: U kunt afzonderlijke weerstanden alleen correct meten als er geen andere componenten parallel geschakeld zijn.
Afb. 60: Als u bij het meten van de totale weerstand van de schakeling een oneindig grote weerstand meet, dan kan dat wijzen op een defecte schakeling. 14 Meten aan een schakeling: Afzonderlijke stromen in een schakeling bepalen In een serieschakeling loopt door alle elementen (bijvoorbeeld weerstanden) dezelfde stroom. De stroomsterkte is dus overal gelijk. Als u meerdere belastingen parallel schakelt, dan wordt de totale stroom verdeeld.
multimeter eenvoudig in een bepaalde stroomtak te kunnen opnemen. Schakel een 1 kΩ-weerstand in serie met de drie parallelle weerstanden. Tenslotte schakelt u de LED in serie die via de weerstanden wordt gevoed. Zorg ook voor een meetmogelijkheid in deze stroomtak. De totale stroom in deze schakeling, Itot, is gelijk aan 4,87 mA. Het is de som van de afzonderlijke stroom door de drie parallelle weerstanden en is gelijk aan de stroom door de serieweerstand en de LED.
Afb 62: Voor geschikte meetpunten voor de stroommetingen in de paden van de parallel geschakelde weerstanden, moeten de aansluitingen op een verschillende lengte worden omgebogen. Afb. 63: De gemeten totale stroom door deze schakeling is 4,87 mA. Dat is de som van de afzonderlijke stroom door de drie parallelle weerstanden en is gelijk aan de stroom door de serieweerstand en de LED.
Afb. 64: Door de zeer hoge 2,2 MΩ-weerstand loopt nauwelijks stroom. De gemeten stroom van 1 mA is alleen het gevolg van meetfouten. In werkelijkheid is de stroom veel kleiner. Afb. 65: Door elk van beide weerstanden van 330 Ω loopt ongeveer 2,4 mA.
15 Meetresultaten controleren U heeft in de vorige oefeningen al enkele formules leren kennen. We wijden een heel hoofdstuk aan de belangrijkste formules: de wet van Ohm. De wet van Ohm beschrijft de samenhang tussen stroom, spanning en weerstand. Het toont nog eens theoretisch aan wat u bij de verschillende metingen al geconstateerd hebt: bijvoorbeeld dat door hoge weerstanden een kleine stroom loopt en dat er een hoge spanning over de weerstand staat.
I = U / R 9 V / 330 Ω = 0,027 A = 27 mA De totale weerstand van een schakeling is 1500 Ω, de totale stroom door de schakeling Itot = 40 mA. Hoe hoog is de spanning waar de schakeling aan is aangesloten? U = I * R 0,04 A * 1.500 Ω = 60 V 16 De multimeter als batterijtester Multimeters kunnen ook gebruikt worden als batterijtester. Omdat multimeters heel precies meten, kunnen ze precies aangeven hoe vol een batterij of een accu werkelijk nog is.
Afb. 66: De onbelaste spanning van deze batterij is 9,6 V. Afb. 67: Onder belasting daalt deze spanning tot 9,43 V. U kunt alleen een betrouwbare uitspraak doen of de batterij nog voldoende vol is, als u meet bij eenzelfde belasting als bij normaal gebruik.
17 Meten van diodes Een diode laat stroom slechts in een richting door. Multimeters hebben vaak een diode-testfunctie waarmee de doorlaatrichting van een diode kan worden bepaald. Deze functie is meestal gecombineerd met het meten of er verbinding bestaat. De ingebouwde pieper geeft een geluidssignaal als er verbinding bestaat. Diodes kunnen ook doorgemeten worden met de weerstandsfunctie van de multimeter.
Met deze meetmethode kunt u ook goed nagaan of de diode correct werkt. Een diode is alleen in orde als deze de stroom in een richting wel doorlaat en in de andere richting niet. Alle andere meetresultaten betekenen dat de component defect is. Afb 68: De testschakeling voor de diode ziet er nogal ingewikkeld uit. Deze is er echter niet alleen voor bedoeld om te laten zien wat er gebeurt als een diode verkeerd om is ingebouwd, maar ook om te tonen hoe u de meetpennen correct tegen de diode houdt.
Afb. 70: Hier is de diode in sperrichting geplaatst. De gemeten weerstand is oneindig hoog. Afb. 71: U meet de diode in de doorlaatrichting als u de rode meetpen aan de kant van de ring tegen de diode houdt.
Afb. 72: Een andere methode is de diode-testfunctie van de Voltcraft VC-11. Als er een meetwaarde wordt getoond, dan wordt de diode in de doorlaatrichting gemeten. 18 Controleren van transistors Er zijn slechts weinig multimeters waar u een transistor op kunt aansluiten en die nauwkeurig kunt doormeten. Het is echter wel mogelijk om de basisfunctionaliteit te controleren met een multimeter. U moet zich echter wel beperken tot de uitspraak 'werkt wel' of 'werkt niet'.
aan. Deze ligt voor beide metingen rond de 1080. Dit laat zien dat de transistor in principe in orde is. Als u op deze manier een PNP-transistor wilt testen, dan hoeft u alleen maar de meetpennen te verwisselen. Afb. 73: Met een eenvoudige multimeter kunt u slechts globaal bepalen of de transistor in orde is. Om een NPN-transistor te testen, houdt u de rode meetpen tegen de basis en de zwarte tegen de collector en daarna tegen de emitter. Afb.
Meet nu de spanning over de LED. Sluit daarvoor de meetpennen aan op beide aansluitingen van de LED. Hierdoor is de multimeter parallel geschakeld aan de belasting, zoals dat gebruikelijk is bij het meten van spanning. U meet een spanning van ongeveer 2 V. Bovendien heeft u de controle dat de LED brandt. Afb. 75: Met deze eenvoudige LEDschakeling kan het correct functioneren van de LED met een spanningsmeting worden gecontroleerd. Afb. 76: De spanning over de LED is ongeveer 2 V.
20 Temperaturen meten Veel multimeters kunnen ook temperatuur meten. U heeft daarvoor een temperatuursensor nodig. Multimeter Voltcraft VC840 gebruikt bijvoorbeeld een zogenaamde NiCrNi-sensor (Nikkel-Chroom-Nikkel type K). Het meetbereik voor temperatuur loopt bij dit instrument van -40 °C tot +1.000 °C. De meegeleverde draadtemperatuursensor is slechts geschikt voor temperaturen tot +400 °C. Stel de multimeter in op het meetbereik „°C“. Dit staat voor temperatuurmeting. Schakel het instrument daarna in.
Afb. 77: Zodra u de multimeter op het meetbereik voor temperatuur hebt ingesteld, kunt u de omgevingstemperatuur meten. Afb. 78: Voor de temperatuurmeting wordt een zogenaamde NiCrNi-sensor (Nikkel-ChroomNikkel type K) gebruikt. Deze is geschikt voor temperaturen tot +400 °C.
Afb. 79: Het zwarte meetsnoer moet worden aangesloten op de COM-aansluiting. Het rode meetsnoer gaat naar de ΩAmA°C-aansluiting. Afb. 80: Hier wordt de luchttemperatuur in de buurt van een halogeenlamp gemeten. Alleen het uiteinde van de draadsensor mag worden blootgesteld aan hoge temperaturen.
Bijlage Vermogen en arbeid Met de multimeter kunt u ook indirect het opgenomen vermogen uitrekenen van een schakeling en de arbeid die de elektrische energie verricht. Hiervoor moet u eerst het opgenomen vermogen bepalen. Hiervoor is het nodig zowel de stroom als de spanning te meten. Hierbij moet u de totale stroom Itot en de totale spanning Utot meten. Met de formule: P = U * I P ... elektrisch vermogen in Watt (W) U ... Spanning in Volt (V) I ...
Afb. 81: Om het opgenomen vermogen en de verrichte elektrische arbeid te bepalen, hoeft u alleen maar de totale spanning Utot ... Afb. 82: ... en de totale stroom door de schakeling Itot te meten. U kunt de gewenste waarden dan gewoon uitrekenen.
Colofon © 2011 Franzis Verlag GmbH, 85540 Haar www.elo-web.de Auteur: Thomas Riegler ISBN 978-3-645-10091-5 Opgesteld in opdracht van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, 92240 Hirschau Alle rechten voorbehouden, ook die van fotomechanische kopieën en opslag op elektronische media.