Operation Manual
56 NX503E/FX503E
Nederlands
HANDLEIDING VOOR 
INSTALLATIE EN 
AANSLUITING
1. VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Gebruikte symbolen
In deze handleiding worden symbolen 
en pictogrammen gebruikt om 
veiligheidsmaatregelen en aandachtspunten 
tijdens de installatieprocedure aan te duiden. 
Zorg ervoor dat u de veiligheidsmaatregelen 
hebt gelezen en begrepen voordat u met de 
installatie begint.
 WAARSCHUWING
• Dit symbool is bedoeld om de 
gebruiker te attenderen op 
belangrijke instructies met 
betrekking tot het gebruik van het 
apparaat. Het niet in acht nemen 
van de instructies kan leiden tot 
ernstige verwondingen of zelfs fatale 
gevolgen hebben.
 LET OP
• Dit symbool is bedoeld om de 
gebruiker te attenderen op 
belangrijke instructies met 
betrekking tot het gebruik van het 
apparaat. Het niet in acht nemen 
van de instructies kan leiden tot 
verwondingen of materiële schade.
Vóór gebruik
 WAARSCHUWING
• Controleer de accuspanning van 
de auto waarin het apparaat wordt 
geïnstalleerd. Dit apparaat is alleen 
geschikt voor auto’s met 12 V 
gelijkstroom.
• Koppel de negatieve aansluiting 
van de accu los voordat u de 
bedrading aansluit, anders loopt u 
het risico op een elektrische schok 
of verwondingen door kortsluiting.
Accu van de 
auto
Voorzorgsmaatregelen met 
betrekking tot de installatie
 WAARSCHUWING
• Wanneer u het apparaat installeert 
in een auto met een airbagsysteem, 
moet u het apparaat nooit installeren 
op een plaats waar het de werking 
van de airbags kan verstoren.
• Installeer dit apparaat niet op de 
volgende locaties:
Een locatie waardoor het 
gezichtsveld van de bestuurder of 
de bediening van de auto wordt 
belemmerd.
Een locatie waarbij de 
versnellingshendel of het rempedaal 
wordt belemmerd.
Een locatie die risico’s voor de 
passagiers meebrengt.
Een onstabiele locatie of een locatie 
waar het systeem kan vallen.
 LET OP
• Installeer het systeem niet op de 
onderstaande locaties. Dit kan 
leiden tot brand, ongevallen of een 
elektrische schok:
Een locatie die wordt blootgesteld 
aan regen of stof.
Een onstabiele locatie of een locatie 
waar het systeem kan vallen.
• Installeer dit apparaat niet op een 
locatie die wordt blootgesteld 
aan direct zonlicht, warmte of een 
locatie waar de ventilatieopeningen 
of openingen voor de warmteafgifte 
worden bedekt.
• Wanneer u de antenne installeert, 
monteert u deze op een plaats waar 
de onderdelen van de antenne niet 
buiten de voorzijde, achterzijde of 
de zijkanten van de auto uitsteken.
Wanneer de antenne in aanraking 
komt met voetgangers, kan dit 
leiden tot ongelukken.
• Voorzie een minimumafstand rond 
het toestel voor voldoende ventilatie.
• Plaats geen bronnen van open 
vlammen, zoals brandende kaarsen, 
op het toestel.
• Gebruik het toestel uitsluitend in 
gematigde klimaten (niet in tropische 
klimaten).










