Operation Manual
Praktische informatie
100
Dit type controlepaneel is voorzien van een
herkenningssysteem voor het stopcontact
(afhankelijk van het land). Het systeem detecteert
de stroomsterkte die uw stopcontact kan verwerken
en kiest de meest geschikte stroomsterkte voor het
veilig laden van de tractiebatterij:
- 14 A (FAST): wanneer uw elektrische
installatie dit kan verwerken.
- 8 A (NORMAL): wanneer u over een
standaard elektrische installatie beschikt.
Als het laadsnoer op de aansluiting in
de auto is aangesloten, is het starten
van de motor om veiligheidsredenen
niet mogelijk.
Als u de motor toch probeert te starten,
zal de laadprocedure afgebroken
worden. U moet in dat geval de stekker
van het snoer losnemen en opnieuw
op de auto aansluiten om het laden te
hervatten.
Het doven van het laadstroomcontrolelampje
op het instrumentenpaneel en het knipperen
van het groene verklikkerlampje CHARGING
duiden erop dat het laden is voltooid.
F Druk op de knop om de speciale
laadstekker los te kunnen nemen.
F Plaats de beschermkap op de aansluiting
van het laadsnoer.
F Sluit de afdekkap van de
laadstekkeraansluiting in de auto en sluit
dan het klepje.
F Neem de stekker uit het stopcontact van
het elektriciteitsnet.
F Berg het laadsnoer op in het daarvoor
bestemde tasje.
Als de 12V-accu is ontladen, kan
de tractiebatterij niet meer worden
opgeladen.
Voer tijdens het laden nooit
handelingen uit in de motorruimte van
de auto, want zelfs bij afgezet contact
kan de ventilator worden ingeschakeld
(kans op letsel).
Wacht na afloop van de laadprocedure
minimaal één uur voordat u
werkzaamheden aan de auto gaat
uitvoeren: sommige onderdelen kunnen
heet zijn (kans op brandwonden).