C-ZERO Instructieboekje
Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCITROËN". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk. Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.
Dit boekje behandelt alle beschikbare uitrustingen van dit model. Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor de auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Aansprakelijkheid voor de gegeven beschrijvingen en illustraties wordt niet aanvaard.
Inhoudsopgave Overzicht Eco-rijden . .
Inhoudsopgave Rijden Rijadviezen Starten - afzetten van de auto Parkeerrem Selectiehendel Bandenspanningscontrolesysteem Praktische informatie Laden van de tractiebatterij Voorklep Ruimte onder de voorklep Achtercompartiment Niveaus controleren Controles Ruitenwisserblad vervangen Aanwijzingen voor het wassen Audio en datacommunicatie Storingen verhelpen 87 88 89 90 92 12V-accu Bandenreparatieset Reservewiel Sneeuwkettingen Een lamp vervangen Zekeringen vervangen Slepen van de auto 113 117 121 125 126
Overzicht Exterieur Sleutel met afstandsbediening 25-27 - uitklappen/inklappen van de sleutel - ontgrendelen/vergrendelen van de auto - diefstalbeveiliging Starten - Stoppen 88 Afstandsbediening Buitenspiegels Lampen vervangen - achterlichten - derde remlicht - kentekenplaatverlichting - mistachterlicht Ruitenwissers Ruitenwisserblad vervangen Verlichting Koplamphoogteverstelling Lampen vervangen - koplampen - mistlampen vóór - dagrijverlichting - zijknipperlichten 53-55 56 126-131 56-57 112 29 ABS
Overzicht .
Overzicht Cockpit Binnenspiegel 37 Audio-installatie Zekeringen dashboard Ruitbediening Openen klepjes laadsystemen USB-box 134-136 Ventilatie Verwarming Airconditioning Ontwasemen/ontdooien vóór Achterruitverwarming 41-42 43-45 43-45 Ontgrendeling voorklep 106 46 46 30 31 12V-aansluiting 39 Selectiehendel 90-91 40 Handbediende parkeerrem 6 145-162 89
Overzicht .
Overzicht Technische gegevens - Onderhoud Ruimte onder voorklep Niveaus controleren - elektrolytniveau 12V-accu - remvloeistof - verwarmingsvloeistof - ruitensproeiervloeistof Controle Lampen vóór vervangen 107 109-110 111 126-131 Achtercompartiment 108 Controle van koelvloeistofniveau 110 12V-accu 113-116 Gewichten 141 Afmetingen Identificatie 142 143 Zekeringen in ruimte onder voorklep 134, 137-138 Ontgrendeling voorklep Elektromotor 8 106 140
Eco-rijden . Zuinig en milieuvriendelijk rijden Met enkele praktische tips voor in het dagelijkse gebruik kunt u het energieverbruik van de auto beperken en de actieradius vergroten. Hanteer een soepele rijstijl Energie herwinnen Het energieverbruik van uw auto is sterk afhankelijk van de omstandigheden op de weg, van uw rijstijl en van de rijsnelheid. Probeer altijd een soepele rijstijl te hanteren.
Instrumentenpaneel Instrumentenpaneel De klokken en controlelampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto. Display Klokken 1. 2. 3. 10 Indicator laadtoestand tractiebatterij. Weergave stand selectiehendel. Verbruiks-/energieopwekkingsindicator. Snelheidsmeter. Verklikkerlampje tijdelijk verminderde motorremwerking. 4. 5. Display. Bedieningsknop display. Achtereenvolgens weergeven van de verschillende functies.
Instrumentenpaneel Controlelampjes De controlelampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder bij een eventuele storing (waarschuwingslampje). Bij het aanzetten van het contact Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes enkele seconden branden. Als de motor wordt gestart, gaan deze lampjes na enkele ogenblikken uit.
Instrumentenpaneel Controlelampjes ingeschakelde functies De volgende lampjes op het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld. Controlelampje 12 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Richtingaanwijzer links Knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt. Richtingaanwijzer rechts Knippert, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt. Alarmknipperlichten Knippert, met geluidssignaal.
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Ready (klaar) Brandt constant, in combinatie met een geluidssignaal. De auto is klaar om weg te rijden, u kunt het gaspedaal intrappen. Het lampje brandt net zo lang als het systeem onder spanning staat. Parkeerrem Brandt constant. De parkeerrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet. Zet de parkeerrem vrij zodat het controlelampje uitgaat; trap het rempedaal in. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Instrumentenpaneel Controlelampjes uitgeschakelde functies De volgende lampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal. Controlelampje 14 Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Passagiersairbag Brandt constant, op de middenconsole. De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand "OFF". De frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Zet de schakelaar in de stand "ON" om de frontairbag aan passagierszijde in te schakelen.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslampjes Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende controlelampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen. Controleer altijd wat er aan de hand is als er een waarschuwingslampje gaat branden. Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Controlelampje Remsysteem + Antiblokkeersysteem (ABS) Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Brandt constant.
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Electronic Stablility Program en Anti Spin Regeling (ESP/ASR) Knippert. In werking treden van ESP/ASR. Het systeem zorgt voor maximale grip en houdt de auto in het juiste spoor. Matig uw snelheid en pas uw rijstijl aan. Brandt constant. Storing in ESP/ASR. Laat de systemen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. Elektrische stuurbekrachtiging Brandt constant.
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Brandt permanent. De spanning van één of meer banden is te laag. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning. Doe dit bij voorkeur bij koude banden. U moet het systeem resetten nadat u de spanning van één of meer banden hebt aangepast en wanneer één of meer wielen zijn gewisseld. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem. Knippert en brandt vervolgens permanent.
Instrumentenpaneel Controlelampje Status Oorzaak Acties / Opmerkingen Brandt tijdelijk. Als u het contact aanzet, gaat dit lampje een paar seconden branden en dan uit. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het lampje blijft branden. Brandt constant. Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners. Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Beveiliging van de tractiebatterij Brandt constant.
Instrumentenpaneel Energievoorraadindicator Weergave 1 Waarschuwing lage energievoorraad Naarmate de beschikbare hoeveelheid energie van de tractiebatterij geringer wordt, krijgt de bestuurder vier waarschuwingen achter elkaar: als nog slechts 2 streepjes op de energievoorraadindicator branden, gaat het symbooltje (brandstofpomp met stekker) knipperen: de reservevoorraad wordt aangesproken. Het laatste streepje van de energievoorraadindicator knippert.
Instrumentenpaneel Verbruiks-/energieopwekkingsindicator Deze geeft aan hoeveel energie van de tractiebatterij wordt verbruikt of opgewekt tijdens het rijden. Neutrale stand Energieverbruik Zone "Charge" Als u het contact aanzet, verbruikt de auto geen energie en wordt er ook geen energie opgewekt: de wijzer bevindt zich in de neutrale stand (mits de verwarming en de airconditioning uitgeschakeld zijn). De wijzer verplaatst zich naar rechts.
Instrumentenpaneel Display op instrumentenpaneel Als het contact in de stand "ON" staat, kunt u, door een paar keer achter elkaar op de knop A te drukken, de volgende gegevens op het display weergeven. Kilometerteller Dagteller (traject A of B) Systeem om de totaal afgelegde afstand door de auto tijdens de levensduur te meten. Druk op de knop A. De totale kilometerstand wordt weergegeven op het display. Van twee verschillende trajecten kan de afstand sinds de laatste nulstelling worden bijgehouden.
Instrumentenpaneel Dimmer dashboardverlichting Onderhoudsindicator De onderhoudsindicator geeft aan hoever u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema van de fabrikant. Dit wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator. Deze informatie kan op twee manieren worden aangegeven: het aantal nog af te leggen kilometers, de resterende tijd in maanden tot de eerstvolgende beurt.
Instrumentenpaneel Nulstelling van de onderhoudsindicator Na elke beurt moet de onderhoudsindicator op 0 gezet worden. Voer hiervoor de volgende procedure uit: F Zet het contact af (contact in stand LOCK of ACC). F Druk een paar keer op de resetknop A tot de onderhoudsindicator op het scherm wordt weergegeven. F Druk op de resetknop en houd deze enkele seconden ingedrukt tot de onderhoudssleutel op het display begint te knipperen.
Instrumentenpaneel 24 Bandenspanningscontrolesysteem Actieradiusindicator Na het aanpassen van de bandenspanning van een of meer banden en na het verwisselen van een of meer wielen moet u het bandenspanningscontrolesysteem resetten. Doe dit op de volgende manier. F Druk op de knop A om de functie te selecteren. F Druk nogmaals op de knop A en houd deze minimaal 3 seconden ingedrukt.
Toegang tot de auto Sleutel met afstandsbediening U kunt om de auto te vergrendelen of ontgrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.
Toegang tot de auto Diefstalbeveiliging Storing afstandsbediening Elektronische startblokkering Als de afstandbediening defect is kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld en vergrendeld worden. F Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier. F Raadpleeg vervolgens het CITROËN-netwerk om de werking van de afstandsbediening te laten controleren en de batterij te laten vervangen voor zover noodzakelijk.
Toegang tot de auto Sleutels verloren Ga met het kentekenbewijs van de auto en uw legitimatiebewijs naar het CITROËNnetwerk. Het CITROËN-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen. 2 Afstandsbediening De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Toegang tot de auto Portieren Openen Vergrendelen / ontgrendelen van binnenuit Van buitenaf Van binnenuit F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep. F Trek aan de hendel van het voor- of achterportier om dit te openen. Als de portieren vergrendeld zijn: bij het openen van het bestuurdersportier worden de andere portieren ontgrendeld, het passagiersportier en de achterportieren moeten eerst handmatig ontgrendeld worden, voordat ze geopend kunnen worden.
Toegang tot de auto Achterklep Openen Sluiten F Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of de sleutel, druk op de handgreep A en til de achterklep omhoog. F Trek aan de handgreep B om de achterklep te sluiten, F laat de handgreep los en druk licht op de achterklep om deze te sluiten.
Toegang tot de auto Ruitbediening U kunt de ruiten handmatig of automatisch volledig openen en sluiten. De bediening van de ruiten achter kan geblokkeerd worden omwille van de veiligheid van kinderen op de achterbank. Werking Contact AAN: F Druk of trek de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra u de schakelaar loslaat. 1. 2. 3. 4. 5. Ruitbediening bestuurderszijde. Ruitbediening passagierszijde. R uitbediening rechtsachter. Ruitbediening linksachter.
Toegang tot de auto Klepjes laadsystemen Normaal laden Snelladen* Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het opladen van de tractiebatterij. F Trek aan de hendel A aan de onderzijde van het dashboard aan bestuurderszijde om het klepje te ontgrendelen, F Open het klepje aan de rechterzijde van de auto, F Druk de borglip B opzij om de afdekkap van de aansluiting te openen. F Trek aan de hendel C aan de linkerzijde onder de bestuurdersstoel om het klepje te ontgrendelen.
Ergonomie en comfort Voorstoelen Handmatig verstellen 1. 2. 3. 4. 32 Verstelbare hoofdsteun Kantelen van de rugleuning Zet met de daarvoor bestemde bediening de rugleuning in de gewenste hellingshoek. Instellen van de zithoogte van de bestuurdersstoel Beweeg de hendel net zo lang omhoog of omlaag tot de gewenste instelling is bereikt. Verstellen van de stoel in lengterichting Til de beugel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren.
Ergonomie en comfort Schakelaar stoelverwarming 3 Hoogteverstelling hoofdsteun F Trek de hoofdsteun omhoog om deze hoger te zetten. F Duw de hoofdsteun omlaag en druk tegelijkertijd de verstelknop in om de hoofdsteun lager te zetten. F Verwijder de hoofdsteun door deze in de hoogste stand te zetten en omhoog te trekken terwijl u de verstelknop indrukt. F Plaats de hoofdsteun terug door de pennen in de opening van de rugleuning te steken en de verstelknop in te drukken.
Ergonomie en comfort Achterbank Gebruik de functie alleen als de stoel wordt gebruikt. Verlaag de sterkte van de verwarming zodra dit mogelijk is. Als de stoel en het interieur een aangename temperatuur hebben bereikt, schakel dan de functie uit: een lager stroomverbruik zorgt voor een lager brandstofverbruik. Langdurig gebruik op de maximale stand wordt afgeraden voor personen met een gevoelige huid. Kans op brandwonden bij personen met een verminderd gevoel van warmte (door ziekte, medicijngebruik, enz.
Ergonomie en comfort Verstellen van de hoek van de rugleuning Neerklappen van de rugleuning Terugplaatsen van de rugleuning 3 F Zet de rugleuning rechtop en vergrendel deze, F zet de hoofdsteunen weer in de hoogste stand of plaats deze terug. Verstellen van de rugleuning: F trek de hendel naar voren om de rugleuning te ontgrendelen, F zet de rugleuning in de gewenste stand en laat de hendel los. De rugleuning kan in zeven verschillende standen worden gezet.
Ergonomie en comfort Buitenspiegels Buitenspiegels De buitenspiegels zijn tevens handmatig in te klappen. De buitenspiegels mogen echter nooit handmatig worden uitgeklapt om te voorkomen dat een spiegel onder het rijden weer inklapt. Gebruik altijd de knop C om de spiegels uit te klappen. Elektrisch inklappen / uitklappen* Verstellen De spiegels zijn te verstellen wanneer het contact in de stand "ON" of "ACC" staat. F Beweeg de bedieningsknop A naar links of rechts om de gewenste spiegel te selecteren.
Ergonomie en comfort Binnenspiegel 3 Stel de binnenspiegel af door deze omhoog, omlaag en/of naar links of naar rechts te bewegen. De binnenspiegel heeft twee standen: dag (normaal), nacht (antiverblinding). U kunt de stand wijzigen door het hendeltje aan de onderzijde van de binnenspiegel naar voren of achteren te zetten.
Ergonomie en comfort Voorzieningen interieur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 38 Dashboardkastje Wegklapbare bekerhouders Druk op het deksel om de bekerhouder te openen. 12V-aansluiting (120 W) Houd u aan het maximaal toegestane vermogen om schade aan uw apparatuur te voorkomen.
Ergonomie en comfort Zonnekleppen 12V-aansluiting Vloermat 3 De zonnekleppen kunnen naar voren worden geklapt, en naar de zijkant wanneer ze zijn losgeklikt. Ze zijn voorzien van een make-upspiegel en een opbergvakje voor tickets. F Verwijder het afdekkapje en sluit een geschikte adapter aan als u een 12V-accessoire wilt aansluiten (max. 120 W).
Ergonomie en comfort USB-box Deze USB-aansluiting bevindt zich op het onderste deel van de middenconsole. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ® of een USB-stick. Dankzij deze aansluiting kunt u de audiobestanden op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uw autoradio. U kunt deze bestanden beheren met de toetsen op het bedieningspaneel van de autoradio. 40 De draagbare apparatuur kan automatisch worden opgeladen als deze op de USBaansluiting is aangesloten.
Ergonomie en comfort Ventilatie De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort en zicht in het interieur. 3 Luchttoevoer De lucht in het interieur wordt gefilterd en wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd. Bedieningspaneel De lucht kan afhankelijk van de instellingen via verschillende circuits worden toegevoerd. Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de verschillende circuits wordt gemengd om het gewenste comfortniveau te bereiken.
Ergonomie en comfort Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: F Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren door de ruiten te openen. Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
Ergonomie en comfort Verwarming / ventilatie Airconditioning 1. Temperatuurregeling F Draai de knop rechtsom om de temperatuur te verhogen en linksom om deze te verlagen. 3 Als de knop in de stand "●" staat, is de temperatuur van de toegevoerde lucht gelijk aan die van de buitenlucht. Als u tijdens het gebruik van de verwarming of airconditioning de knop in de stand "●" zet, wordt de verwarming of airconditioning direct uitgeschakeld.
Ergonomie en comfort 2. Luchtopbrengstregeling F Draai de knop rechtsom om de aanjagersnelheid te verhogen en linksom om deze te verlagen. Als de knop in de stand "AUTO" staat, wordt de aanjagersnelheid automatisch geregeld, afhankelijk van de temperatuur in het interieur. 3.
Ergonomie en comfort 5. Toets "MAX" Met deze toets kan het interieur snel worden verwarmd of gekoeld. Als de knop van de luchtopbrengstregeling in de stand "OFF" staat, werkt deze toets niet. Druk op deze toets. Het desbetreffende controlelampje gaat branden. Zet vervolgens de knop van de temperatuurregeling in de gewenste stand: op "●" voor maximale ventilatie, tussen "●" en "H" voor maximale verwarming, tussen "C" en "●" voor maximale koeling. 6.
Ergonomie en comfort Ontwasemen Ontdooien vóór Achterruitverwarming De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het buitenste gedeelte van de middenconsole. Zet de knop van de luchtverdeling in deze stand. UIT De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen. F U kunt de achterruitverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het controlelampje van de toets gaat uit.
Ergonomie en comfort Afstandsbediening* Met de afstandsbediening kunnen op afstand de volgende functies worden bediend: Controle van de laadtoestand van de auto. Programmeren van het laden: begintijdstip en laadduur. Activeren van de functies t.b.v. de klimaatbeheersing (verwarming, airconditioning, ontwaseming). Om het laden te kunnen programmeren moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan. Zet de selectiehendel in de stand P. Zet het contact in de stand LOCK.
Ergonomie en comfort AAN/UIT Klap de antenne uit. Houd deze toets lang ingedrukt om de afstandsbediening in of uit te schakelen. Als de afstandsbediening niet binnen 30 seconden wordt gebruikt, wordt hij automatisch weer uitgeschakeld. Programmeren van het begintijdstip van het laden Programmeren van de laadduur Met deze functie kan worden geprogrammeerd over hoeveel tijd het laden van uw auto moet beginnen. (Voorbeeld: Als het 19.
Ergonomie en comfort Annuleren van de geprogrammeerde waarden Programmeren van het thermische comfort Met de afstandsbediening Met deze functie kan het inschakelen van de volgende functies worden geprogrammeerd: de verwarming, de airconditioning, de ontwaseming. Druk op de toets voor het direct beginnen met laden en druk vervolgens kort op de AAN/UIT-toets om de gegevens naar de auto te verzenden. Met het contactslot Zet het contact in de stand ON en vervolgens weer in de stand LOCK.
Ergonomie en comfort Beschikbare functies Koelen: Inschakelen van de airconditioning en de ventilatie in het interieur via de centrale ventilatieroosters. Indicator van de laadtoestand van de tractiebatterij U kunt op de afstandsbediening de laadtoestand van de tractiebatterij controleren. Tractiebatterij volledig geladen. Verwarmen: Inschakelen van de verwarming in het interieur en de ventilatie via de onderste ventilatieroosters.
Ergonomie en comfort Storingen Afstandsbediening Indicatoren Status Oorzaken Acties / Opmerkingen Knippert binnen ongeveer 10 seconden nadat de afstandsbediening is ingeschakeld. Er is een storing opgetreden. Schakel de afstandsbediening uit en vervolgens weer in. Knipperen binnen ongeveer 1 seconde nadat de afstandsbediening is ingeschakeld. De werking van de afstandsbediening of de overdracht van gegevens wordt verstoord door elektrische interferentie.
Ergonomie en comfort Programmeren van het laden Indicatoren Status Oorzaken Acties / Opmerkingen Knipperen enkele seconden. Het laadsnoer is niet goed aangesloten. Controleer het snoer. Er is een probleem met uw elektrische installatie. Laat uw elektrische installatie controleren door een professionele installateur. De selectiehendel staat niet in de stand P. Zet de selectiehendel in de stand P. Status Oorzaken Acties / Opmerkingen Knipperen enkele seconden.
Verlichting en zicht Lichtschakelaar Hoofdverlichting De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de verlichting van de auto aan de omstandigheden aan te passen en zo een goed zicht voor de bestuurder te garanderen: parkeerlicht: om gezien te worden, dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen waar het omgevingslicht onvoldoende is.
Verlichting en zicht Mistlampen vóór en achter Mistlampen vóór en mistachterlicht Ringschakelaar voor het inschakelen van de mistlampen. De mistlampen werken in combinatie met het parkeerlicht, het dimlicht en het grootlicht. 54 F Draai de ring één keer naar voren om de mistlampen vóór in te schakelen. F Draai de ring twee keer naar voren om het mistachterlicht in te schakelen. F Draai de ring één keer naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen.
Verlichting en zicht Richtingaanwijzers (knipperlichten) F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt. F Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar omhoog voorbij het zware punt. Dagrijverlichting Specifieke verlichting voor overdag, waardoor de auto extra goed zichtbaar is. De dagrijverlichting gaat automatisch branden zodra u de motor start en er geen andere verlichting is ingeschakeld. Deze verlichting kan niet uitgeschakeld worden.
Verlichting en zicht Koplampen verstellen Ruitenwisserschakelaar Ruitenwissers vóór A. Selecteer de wissnelheid met de schakelaar: beweeg de schakelaar omhoog of omlaag om hem in de gewenste stand te zetten. Eén keer wissen. Uit. De ruitenwisserschakelaar bestaat uit schakelaar A en ring B. Verstel de koplampen met halogeenlampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen. 0. Alleen bestuurder of bestuurder + 1 passagier voorin. 1 of 2.
Verlichting en zicht Plafonnier Ruitenwisser achter C. Selectiering ruitenwisser achter. Stand 1 "ON" De plafonnier brandt constant. Uit. Interval. De ruitenwisser wist twee keer en schakelt vervolgens naar de intervalstand, met een interval van enkele seconden. Wissen met ruitensproeier. Houd de ring in deze stand om de ruitensproeier en de ruitenwisser enige tijd in te schakelen.
Veiligheid Algemene aanbevelingen met betrekking tot de veiligheid Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en informatie over de identificatie van uw auto. Verwijder ze niet: ze horen namelijk bij de auto. Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden.
Veiligheid Alarmknipperlichten Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Automatische werking van de remlichten Claxon F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel. 5 De remlichten gaan automatisch branden zodra u het gaspedaal loslaat.
Veiligheid Geluidssignaal voor voetgangers* Met dit systeem worden voetgangers geattendeerd op het naderen van de auto. Werking Uitschakelen Storing Wanneer het onder bepaalde omstandigheden niet wenselijk is dat het systeem is ingeschakeld, kunt u het systeem uitschakelen. Als er een storing in het systeem optreedt, knippert het lampje van de toets. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Druk op deze toets.
Veiligheid Urgence-oproep of Assistance-oproep Urgence-oproep met lokalisatie Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets. Het knipperen van het groene LEDlampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep naar de alarmcentrale van "de Urgenceoproep met lokalisatie" is verstuurd*. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene LED-lampje dooft. Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Veiligheid Assistance-oproep met lokalisatie Werking van het systeem Bij het aanzetten van het contact gaat het groene lampje 3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem. Het knipperen en vervolgens doven van het oranje lampje duidt op een storing in het systeem. Als het oranje lampje blijft branden, moet de noodbatterij worden vervangen. In beide gevallen kan er mogelijk geen Urgence-oproep of Assistance-oproep worden verstuurd. Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend reparateur.
Veiligheid Hulpsystemen bij het remmen Uw auto is voorzien van drie systemen die u helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot stilstand te brengen: het antiblokkeersysteem (ABS), de elektronische remdrukregelaar (EBD), Brake Assist System (BAS). Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (EBD) Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en voor een betere controle in scherpe bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Veiligheid Brake Assist System (BAS) Storing Bij stilstaande auto Wanneer dit verklikkerlampje gaat branden, is er een storing in het ABS waardoor u tijdens het remmen de controle over de auto zou kunnen verliezen. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het verklikkerlampje brandt gedurende enkele seconden na het aanzetten van het contact (stand ON). Raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het lampje niet uitgaat of niet gaat branden.
Veiligheid Stabiliteitscontrolesystemen Antispinregeling (ASR) en elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) De antispinregeling verbetert de tractie van de wielen om het doorslippen te beperken, door in te grijpen op de remmen van de aangedreven wielen en op het motorkoppel. Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt in via de remmen van één of meer wielen en via het motorkoppel om de auto (binnen de grenzen van de natuurkundige wetmatigheden) weer in de juiste koers te brengen.
Veiligheid Verklikkerlampje verminderde motorremwerking Wij adviseren u zo goed mogelijk te anticiperen op het remmen: gebruik het rempedaal om af te remmen of om de auto tot stilstand te brengen. Het knipperen van dit verklikkerlampje duidt er in geen geval op dat het remsysteem minder goed werkt. Uw auto is uitgerust met een systeem dat ervoor zorgt dat energie wordt teruggewonnen bij het afremmen op de motor.
Veiligheid Veiligheidsgordels Veiligheidsgordels vóór De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
Veiligheid Veiligheidsgordels achter De twee zitplaatsen achter zijn voorzien van driepuntsgordels met oprolautomaat. Gordel vastmaken F Trek aan de gordel en steek vervolgens de gesp in de gordelsluiting. F Controleer of de gesp goed vergrendeld is door even aan de riem te trekken. Waarschuwinglampjes vergeten veiligheidsgordels Waarschuwingslampje veiligheidsgordel rechtsachter. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel linksachter. Gordel losmaken F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
Veiligheid Adviezen Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
Veiligheid Airbags De airbags zijn speciaal ontworpen om de bescherming van de inzittenden te verbeteren bij ernstige aanrijdingen. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
Veiligheid Uitschakelen Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: F zet het contact af, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde A, F draai deze in de stand "OFF", F verwijder de sleutel. Opnieuw inschakelen Het verklikkerlampje op de middenconsole brandt zolang de airbag is uitgeschakeld, bij ingeschakeld contact.
Veiligheid Zijairbags Activering De window-airbag wordt bij een ernstige zijdelingse aanrijding gelijktijdig met de zijairbag aan dezelde zijde opgeblazen binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij (B), haaks op de lengteas van de auto en van buiten naar binnen gericht. De window-airbags worden opgeblazen tussen de ruiten en de inzittenden vóór en achter. 72 De zijairbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
Veiligheid Adviezen Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags. Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...) en bevestig niets in de buurt van de airbags of in het gebied waar de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van de airbag verwonden.
Veiligheid Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Veiligheid Kinderzitje achterin "Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet raakt. Schuif als u een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat de benen van het kind de voorstoel niet raken.
Veiligheid Kinderzitje op de passagiersstoel voor* "Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste stand van de verstelling in lengterichting worden geschoven en moet de rugleuning rechtop worden gezet. De airbag vóór aan passagierszijde moet zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Veiligheid Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde Plaats nooit een kind in een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld. Het kind kan in dat geval bij een aanrijding levensgevaarlijk gewond raken. Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.
Veiligheid AR BG НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT KVÆSTET eller DRÆBT.
Veiligheid MT Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD.
Veiligheid Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 22 kg (vanaf ongeveer 6 jaar): gebruik alleen de zitverhoging. L5 "RÖMER KIDFIX" Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.
Veiligheid Bevestigen van kinderzitjes met de v eiligheidsgordel Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a), gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto: Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Minder dan 13 kg (Categorie 0 (b) en 0+) Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (Categorie 1) Van 1 tot ongeveer 3 jaar Van 15 tot 25 kg (Categorie 2) Va
Veiligheid Adviezen voor kinderzitjes De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing. Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit: dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.
Veiligheid ISOFIX-bevestigingen Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIXnormen. De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen: Vastmaken van een kinderzitje aan de TOP TETHER: voer de riem van het kinderzitje over het midden van de rugleuning van de zitplaats naar de achterzijde van de rugleuning, open het afdekkapje van de TOP TETHER, maak de bovenste riem vast aan de ring B, trek de bovenste riem strak.
Veiligheid ISOFIX-kinderzitjes aanbevolen door CITROËN en goedgekeurd voor uw auto RÖMER BabySafe Plus ISOFIX (gewichtsgroep E) Groep 0+: tot ongeveer 13 kg Dit zitje wordt met de "rug in de rijrichting" geplaatst met behulp van een ISOFIX-onderstel dat wordt bevestigd aan de ringen A. Het onderstel is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met de veiligheidsgordel.
Veiligheid Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (A t/m G). Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie Tot 10 kg (groep 0) Tot ca.
Veiligheid Kinderslot Elk achterportier is voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen. De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren. Vergrendelen F Beweeg de knop A omlaag in stand 1. Ontgrendelen F Beweeg de knop A omhoog in stand 2.
Rijden Enkele rijadviezen Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op. Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties. Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden Starten - afzetten van de auto Contact Starten Afzetten F Controleer of de selectiehendel in de stand P staat. F Steek de sleutel in het contactslot. F Draai de sleutel in de stand 4 (START). F F F F F F Houd de sleutel enkele seconden in deze stand, tot het lampje "READY" brandt en een geluidssignaal klinkt. - - Stand 1: LOCK Het stuurslot is ingeschakeld. Stand 2: ACC De accessoires (autoradio, 12V-aansluiting, ...) kunnen worden gebruikt. Stand 3: ON Het contact is AAN.
Rijden Parkeerrem Aantrekken Vrijzetten F Trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten. F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag. Als dit controlelampje tijdens het rijden brandt, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Rijden Selectiehendel 90 Standen van de selectiehendel Weergave op het instrumentenpaneel Starten van de auto P. Parking (Parkeerstand). De auto kan in deze stand worden gestart. Trap het rempedaal in als u de selectiehendel in een andere stand dan de stand P wilt zetten. R. Reverse (Achteruitversnelling). N. Neutral (Neutraalstand). D. Drive (Vooruitversnelling). Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.
Rijden Stilzetten van de auto Selecteer de stand P om de motor af te zetten. U moet altijd de parkeerrem aantrekken om te voorkomen dat de auto wegrolt. De sleutel kan alleen uit het contactslot worden gehaald als de selectiehendel in de stand P staat. Als uw auto gesleept moet worden, moet de selectiehendel in de stand N staan. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het slepen van de auto.
Rijden Bandenspanningscontrolesysteem Dit systeem controleert automatisch en permanent de spanning van de vier banden zodra het contact is aangezet. In het ventiel van elke band is een druksensor gemonteerd. Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra het een daling van de spanning van een of meer banden ten opzichte van de in het systeem opgeslagen referentiespanning detecteert. Deze referentiespanning moet worden gereset als de spanning van een band is aangepast of een wiel is verwisseld.
Rijden Waarschuwing te lage bandenspanning Bij een te lage bandenspanning brandt dit verklikkerlampje permanent. F Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak geen bruuske stuurbewegingen en rem niet plotseling hard af. F Zet uw auto stil zodra de verkeerssituatie dit toelaat. Een lagere bandenspanning is niet altijd zichtbaar aan een vervorming van de band. Beperk u daarom niet alleen tot een visuele controle.
Rijden Storing Als het verklikkerlampje "te lage bandenspanning" knippert en vervolgens permanent brandt, duidt dit op een storing in het systeem. In dat geval wordt de bandenspanning niet meer gecontroleerd. U kunt het systeem resetten via het display van het instrumentenpaneel, bij aangezet contact en stilstaande auto. F Druk op de knop A om de functie te selecteren. F Houd vervolgens de knop A minimaal 3 seconden ingedrukt om het bandenspanningscontrolesysteem te resetten.
Rijden Selecteren van de set banden Als u een tweede set banden in het systeem hebt laten opslaan door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, moet u elke keer dat een set banden (winterbanden bijvoorbeeld) is gewisseld, de set die zojuist is gemonteerd in het configuratiemenu selecteren. Controleer na de montage van de nieuwe set banden of de banden de juiste spanning hebben (vermeld op de bandenspanningssticker). Breng de banden indien nodig op de juiste spanning.
Praktische informatie TOTAL & CITROËN PARTNERS MET HET OOG OP DE TOEKOMST VAN DE AUTO TOTAL en CITROËN bundelen voortdurend hun talenten om zo efficiënt mogelijk met energie om te gaan en daarbij zo veel mogelijk het milieu te ontzien. De samenwerking tussen beide groepen, een van internationale omvang, beperkt zich niet tot de verkoop en het onderhoud van auto’s bestemd voor het grote publiek: in onze posities van leading producenten staan wij, nu en in de toekomst, ook voor uitdagingen op milieugebied.
Praktische informatie Laden van de tractiebatterij Er zijn twee mogelijkheden voor het opladen: normaal of snel. Het normaal laden verdient de voorkeur; dit kunt u doen via een stopcontact bij u thuis. Voor het snelladen is een speciale voedingsbron nodig. Normaal laden Tijdens het laden: als u een pacemaker of andere elektrische medische apparatuur draagt, is het raadzaam niet in of in de nabijheid van de auto, het laadsnoer, de regeleenheid of het laadpunt te blijven.
Praktische informatie F Trek aan de hendel 1 aan de linkerzijde onder het dashboard om het klepje van de aansluiting voor het normaal laden (rechterzijde van de auto) te openen. F Neem het snoer uit het meegeleverde tasje. Dit snoer heeft een speciale stekkeraansluiting met een controlepaneeltje. F Steek het ene uiteinde van het laadsnoer in een stopcontact dat aan de gestelde eisen voldoet.
Praktische informatie F Controleer of het laadstroomcontrolelampje op het instrumentenpaneel en het groene lampje CHARGING op het controlepaneel van de stekkeraansluiting constant branden. Als dat niet het geval is, is het laden nog niet begonnen; voer de hele procedure opnieuw uit en controleer of alle aansluitingen in orde zijn. Het laadniveau van de tractiebatterij wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. Het aantal brandende segmenten neemt toe naarmate het laden vordert.
Praktische informatie Als het laadsnoer op de aansluiting in de auto is aangesloten, is het starten van de motor om veiligheidsredenen niet mogelijk. Als u de motor toch probeert te starten, zal de laadprocedure afgebroken worden. U moet in dat geval de stekker van het snoer losnemen en opnieuw op de auto aansluiten om het laden te hervatten. Dit type controlepaneel is voorzien van een herkenningssysteem voor het stopcontact (afhankelijk van het land).
Praktische informatie Controleer na het laden altijd of de afdekkap en het klepje van het laadsysteem goed dicht zitten. Let er goed op dat er geen stof of water in de laadstekkeraansluiting op de auto of de stekker van het snoer terechtkomt (kans op brand of elektrocutie). Laat het laadsnoer niet in het stopcontact zitten als u de laadstekker hebt losgekoppeld van de auto (kans op kortsluiting of elektrocutie als het snoer nat wordt of in water terechtkomt).
Praktische informatie Statussen van het controlepaneel Blijft branden in de kleur van het desbetreffende verklikkerlampje. POWER FAULT Knippert in de kleur van het desbetreffende verklikkerlampje. Uit. CHARGING Normale werking Zodra het laadsnoer wordt aangesloten op een stopcontact, gaan alle lampjes gedurende ongeveer 0,5 seconden branden.
Praktische informatie Gebruik van een openbaar laadpunt voor normaal laden Er bestaan meerdere typen stopcontacten voor het opladen van uw auto. Bekijk het onderstaande schema om te bepalen om welk stopcontact het gaat en pak het desbetreffende laadsnoer alvorens de laadprocedure te starten.
Praktische informatie Snelladen* Gebruik geen snellaadapparatuur als u een pacemaker of andere elektrische medische apparatuur draagt. Blijf uit de buurt van snellaadpunten en verwijder u zo snel mogelijk van het snellaadpunt als u er toch in de buurt komt. Vraag desnoods iemand anders om uw auto voor u op te laden. Controleer of het snellaadapparaat met de kabel geschikt is voor uw auto. F Druk de borglip 4 opzij om de afdekkap te openen.
Praktische informatie F Controleer of het laadstroomcontrolelampje op het instrumentenpaneel constant brandt. Als dat niet het geval is, wordt er niet geladen; volg de gebruiksaanwijzing van het snellaadapparaat. Tijdens het snelladen kan de airconditioning van de auto spontaan gaan werken om de tractiebatterij te koelen. Het is dan ook normaal dat u het geluid van de ventilator in het interieur hoort en dat er onder de auto een plasje water ontstaat.
Praktische informatie Voorklep De voorklep biedt toegang tot de ruimte waar u de verschillende niveaus kunt controleren, de 12V-accu kunt opladen, zekeringen kunt vervangen... Openen F Open het rechter voorportier. F Trek de hendel A aan de onderzijde van het portierkader naar u toe. Sluiten F Open de voorklep helemaal en neem de steun C aan de rechterzijde uit de behuizing. F Plaats het uiteinde van de steun C in één van de twee daarvoor bestemde gaten om de voorklep in de geopende stand te houden.
Praktische informatie Ruimte onder de voorklep 1. 2. 3. 4. 5. Reservoir ruitensproeiervloeistof. Reservoir verwarmingsvloeistof. Reservoir remvloeistof. 12V-accu. Zekeringkast. 7 Het is niet toegestaan om de ruimte onder de voorklep met een hogedrukspuit te reinigen, aangezien hierdoor schade zou kunnen ontstaan aan elektrische componenten.
Praktische informatie Achtercompartiment In deze ruimte, onder de vloer van de bagageruimte, vindt u het koelvloeistofreservoir. F Open de achterklep. F Trek het klittenband van de vloerbedekking los. F Verwijder de vloerbedekking van de bagageruimte. F Draai de vier vleugelmoeren los. F Verwijder de afdekplaat. F Controleer het koelvloeistofniveau en vul dit indien nodig bij. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van de niveaus.
Praktische informatie Niveaus controleren Controleer de onderstaande niveaus regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven. Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Voer geen werkzaamheden uit onder de voorklep of in het achtercompartiment als het lampje "Ready" brandt of als de tractiebatterij wordt geladen.
Praktische informatie Elektrolytniveau 12V-accu Achtercompartiment Koelvloeistofniveau Het vloeistofniveau moet tussen de merkstreepjes MINI "L" en MAXI "F" staan. Verwijder de afdekplaat van de 12V-accu om het niveau te kunnen controleren. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de 12V-accu. Het elektrolytniveau moet tussen de merkstreepjes MINI "LOWER LEVEL" en MAXI "UPPER LEVEL" staan.
Praktische informatie Controles Controleer, tenzij anders aangegeven, de onderdelen aan de hand van het onderhoudsschema van de fabrikant. Laat anders de controles uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Interieurfilter Laat het filter periodiek vervangen volgens de in het onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven intervallen. Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moet het filter twee keer zo vaak vervangen worden.
Praktische informatie Ruitenwisserblad vervangen Aanwijzingen voor het wassen Was de auto niet tijdens het opladen van de tractiebatterij. Controleer voor het wassen van de auto altijd of de afdekkappen van de laadaansluitingen (snel en gewoon laden) en de klepjes goed gesloten zijn. Demonteren van een wisserblad vóór of achter F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op. F Verwijder het wisserblad door het naar buiten te schuiven.
Storingen verhelpen 12V-accu Alle elektrische componenten van de auto (met uitzondering van de elektromotor, de verwarming en de airconditioning) worden door een 12V-accu gevoed. Deze accu bevindt zich in de ruimte onder de voorklep en wordt door de tractiebatterij geladen als de elektromotor werkt (lampje "Ready" op het instrumentenpaneel) en tijdens het opladen. Als de 12V-accu leeg is, kan de elektromotor niet meer worden ingeschakeld en wordt de tractiebatterij niet meer bijgeladen.
Storingen verhelpen Starten met een hulpaccu Controleer of het elektrolyt niet bevroren is. Controleer het elektrolytniveau en vul dit bij met gedestilleerd water indien noodzakelijk (raadpleeg de paragraaf "Niveaus controleren" in dit boekje). Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van de niveaus. F Verwijder het afdekkapje van de (+) klem. 114 Controleer of de hulpaccu wel een 12V-accu is.
Storingen verhelpen Accu laden met een acculader F Start de auto met de hulpaccu en wacht enkele minuten. F Zet het contact van uw auto aan en wacht tot het lampje "Ready" gaat branden. F Neem de kabels in de omgekeerde volgorde los. F Plaats de afdekplaat van de accu terug en draai de moer vast. Als het verklikkerlampje "Ready" niet gaat branden: F Laat de kabels aangesloten. F Zet het contact van uw auto in de stand "LOCK". F Laad de tractiebatterij via de normale laadprocedure op.
Storingen verhelpen Laad de accu nooit bij zonder de accukabels los te nemen en de accu uit de ruimte onder de voorklep te halen. Neem de accukabels niet los als het verklikkerlampje "Ready" brandt en ook niet als de tractiebatterij geladen wordt. Vóór het losnemen van de kabels F F F F F F Neem de minkabel (–) van de accu los. Verwijder het afdekkapje 2 van de (+) klem. Draai de moer 3 los. Neem de pluskabel (+) van de accu los. Verwijder de accu.
Storingen verhelpen Bandenreparatieset De complete set bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken. Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt. Metalen afdekplaat verwijderen Toegang tot de set F Draai de vier vleugelmoeren los. F Verwijder de metalen afdekplaat. U kunt nu bij de reparatieset.
Storingen verhelpen Samenstelling bandenreparatieset Zitting van achterbank terugplaatsen F Breng de metalen afdekplaat weer op zijn plaats. F Draai de vier vleugelmoeren vast. F Steek de metalen haken in de rugleuning van de achterbank. F Kantel de zitting omlaag en druk op de zitting om de twee vergrendelingen vast te zetten. F Controleer of de zitting goed is vergrendeld. Let er bij het terugplaatsen van de zitting op dat de veiligheidsgordels niet klem komen te zitten. 118 1.
Storingen verhelpen Reparatiemethode 1. Afdichting van het lek F Zet het contact af. F Vink op de sticker aan welke band gerepareerd moet worden en plak de sticker op het stuur zodat u er steeds aan herinnerd wordt, dat u de band slechts tijdelijk kunt gebruiken. F Schud de flacon goed, verwijder de dop en draai de slang voor het injecteren van het afdichtmiddel op de flacon. Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band. F Verwijder de dop van het ventiel van de lekke band.
Storingen verhelpen 2. Op spanning brengen F Controleer of de schakelaar A van de compressor op "OFF" staat. F Rol de slang B van de compressor helemaal af. 120 F Sluit de slang aan op het ventiel van de gerepareerde band. F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting in de auto (contact in de stand "ON" of "ACC"). F Schakel de compressor in door de schakelaar A in de stand "ON" te zetten.
Storingen verhelpen Reservewiel Stilzetten van de auto Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat. Trek de handrem aan, zet het contact af en zet de selectiehendel in stand P om de wielen te blokkeren. Plaats indien nodig een wielblok onder het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel. Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plaats bevinden.
Storingen verhelpen Demonteren van het wiel F Draai de wielbouten met de wielsleutel los. F Plaats het voetstuk van de krik op de grond, recht onder één van de twee steunpunten aan de voorzijde A of achterzijde B. Gebruik het steunpunt dat zich het dichtste bij het te verwisselen wiel bevindt. 122 F Draai de krik uit tot de kop het gebruikte steunpunt A of B raakt; de kop van de krik moet goed in het middelste gedeelte van het steunpunt A of B steken.
Storingen verhelpen F Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. F Verwijder het wiel. Zorg ervoor dat de krik stevig staat. Als de ondergrond glad of zacht is, kan de krik wegglijden of wegzakken - Kans op letsel! Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en zorg ervoor dat de kop van de krik goed in het midden van het steunpunt steekt.
Storingen verhelpen Monteren van het wiel F Plaats het wiel op de naaf. F Draai de wielbouten met de hand vast. F Draai de wielbouten enigszins vast met de wielsleutel. F Laat de krik zakken. F Vouw de krik op en verwijder hem. F Draai de wielbouten vast met de wielsleutel. Na het verwisselen van het wiel Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het nieuwe wiel controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storingen verhelpen Sneeuwkettingen Aangezien de auto achterwielaandrijving heeft, mogen uitsluitend de achterwielen van sneeuwkettingen worden voorzien. Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid. Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Storingen verhelpen Een lamp vervangen De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag: F reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen, F gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product, F wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te
Storingen verhelpen Toegang tot de lampen Om een defecte lamp te kunnen vervangen, moet u eerst de koplampunit verwijderen. Om de koplampunit te verwijderen: F Open de voorklep. F Druk op de lip A om de stekker los te maken. F Maak het kapje B met behulp van een schroevendraaier die gewikkeld is in een doek, los. F Draai de moer C los tot de bovenkant van de moer de bekleding raakt. F Verwijder de clips waarmee de bumper vastzit met behulp van een schroevendraaier. F Duw de bumper voorzichtig omhoog.
Storingen verhelpen F Draai de bevestigingsmoer D los, terwijl u de bumper omhoog houdt. F Draai de moer E los. 128 F Trek de koplampunit naar u toe en maak de lip F los om de koplamp in zijn geheel te kunnen verwijderen.
Storingen verhelpen Lamp van richtingaanwijzer vervangen F Draai de lamphouder naar links en verwijder deze. F Verwijder en vervang de lamp. Voer het monteren in de omgekeerde volgorde uit. De amberkleurige lampen moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen. Parkeerlicht vervangen Grootlicht vervangen F Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. F Verwijder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Storingen verhelpen Lampen dimlicht vervangen F Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. F Verwijder de lamp door de lip in te drukken. F Vervang de lamp. Voer het monteren in omgekeerde volgorde uit. 130 Lampen van mistlampen / verlichting overdag vervangen F Draai de wielen zo ver mogelijk naar buiten, om toegang tot de lampen te vergemakkelijken. F Verwijder de bevestigingsclips van het deksel van de lamphouder. F Verwijder het deksel.
Storingen verhelpen Achterlichten Vervangen van de geïntegreerde zijknipperlichten (WY5W - 5W) 1. F Druk het knipperlicht naar achteren en verwijder het. F Draai de lamphouder naar links en verwijder deze. F Verwijder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. 2. 3. Remlicht / parkeerlicht (21 W/15 W of diodes). Richtingaanwijzers (WY21W - 21 W). Achteruitrijlicht (W21W - 21 W).
Storingen verhelpen Remlicht / parkeerlicht vervangen (21 W / 15 W) Richtingaanwijzers vervangen Lamp achteruitrijlichten vervangen F Draai de lamphouder naar links en verwijder deze. F Verwijder de lamp en vervang deze. Voer het monteren in de omgekeerde volgorde uit. F Draai de lamphouder naar links en verwijder deze. F Verwijder de lamp en vervang deze. Voer het monteren in de omgekeerde volgorde uit. F Draai de lamphouder naar links en verwijder deze. F Verwijder de lamp en vervang deze.
Storingen verhelpen Vervangen van de mistlamp (W21W - 21W) Vervangen van het derde remlicht (W5W - 5W) Vervangen van de kentekenplaatverlichting (W5W - 5W) F Verwijder de afdekkap. F Draai de lamphouder naar links en verwijder deze. F Verwijder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. F Verwijder de 2 bouten. F Verwijder de lamphouder. F Verwijder en vervang de defecte lamp. Montage: verricht de handelingen voor het demonteren in omgekeerde volgorde.
Storingen verhelpen Zekeringen vervangen Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering Goed De speciale tang voor het verwijderen van zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast in het dashboard (links). Toegang: F Klik het deksel los en trek het in zijn geheel naar u toe. F Neem de zekeringentang los. 134 Defect Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen.
Storingen verhelpen Zekeringen dashboard De zekeringkast bevindt zich in het onderste deel van het dashboard aan de linkerzijde. Zekering Ampère Functies 1 7,5 A Parkeerlichten vóór en linksachter. 2 15 A 12V-aansluiting. 3 - 4 7,5 A Startmotor. 5 20 A Audio-installatie. 6 - 7 7,5 A Boorduitrusting, parkeerlichten vóór en rechtsachter. 8 7,5 A Elektrisch bediende buitenspiegels. 9 7,5 A Supervisor. 10 7,5 A Airconditioning. 11 10 A Mistachterlicht.
Storingen verhelpen Toegang tot de zekeringen: F Maak het deksel los en verwijder het volledig door het naar u toe te trekken. 136 Zekering Ampère Functies 14 15 A Ruitenwisser achter. 15 7,5 A Instrumentenpaneel. 16 7,5 A Verwarming. 17 20 A Stoelverwarming. 18 10 A Optie. 19 7,5 A Verwarming buitenspiegels. 20 20 A Ruitenwisser vóór. 21 7,5 A Airbags. 22 30 A Achterruitverwarming. 23 30 A Verwarming. 24 - Niet gebruikt. 25 10 A Radio. 26 15 A Zekering interieur.
Storingen verhelpen Zekeringen in de ruimte onder de voorklep De zekeringkast bevindt zich in de ruimte onder de voorklep onder het reservoir van de verwarmingsvloeistof. Alleen deze zekeringen kunnen vervangen worden. Het vervangen van andere zekeringen (vacuümpomp en 12V-accu) moet door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd. Zekering Ampère Functies 1 - 2 30 A Interne zekering. 3 40 A Elektromotor. 4 40 A Ventilator op radiateur.
Storingen verhelpen Toegang tot de zekeringen F Open de voorklep. F Klik het deksel los en trek het in zijn geheel naar u toe. F Vervang de zekering. F Sluit na de werkzaamheden het deksel zorgvuldig, zodat de zekeringkast waterdicht afgesloten is. 138 Zekering Ampère Functies 11 10 A Ingebouwde lader. 12 10 A Richtingaanwijzers. 13 10 A Claxon. 14 10 A Dagrijverlichting. 15 15 A Ventilator tractiebatterij. 16 10 A Aircocompressor. 17 20 A Dimlicht rechts.
Storingen verhelpen Slepen van de auto Handelwijze bij het slepen van uw auto met behulp van een sleepstang. Slepen van uw auto Gebruik voor het slepen van de auto met 4 wielen op de grond altijd een sleepstang. Gebruik voor het slepen van de auto op 2 wielen altijd professionele sleep-/takelapparatuur. Het sleepoog is onder de voorbumper aan het chassis gelast. F Bevestig de sleepstang. F Start de auto (lampje "Ready" brandt). F Zet de selectiehendel in de stand N. F Zet de parkeerrem vrij.
Technische gegevens Motortype en tractiebatterij Type variant uitvoering: Elektromotor Technologie 1 N ZKY Z Y51 Synchrone elektromotor met permanente neodymium magneten Maximum vermogen: EU (kW) Toerental bij maximum vermogen (tr/min) Maximum koppel: EU (Nm) Toerental bij maximum koppel (tr/min) Tractiebatterij Capaciteit nieuwe tractiebatterij (kWh) 49 4 000 - 8 800 196 0 - 300 Lithium-Ion 14,5 Normaal laadsysteem Spanning (V) AC ( ) ( 230 ) Laadtijd * ** : 16 A 14 A 10 A 8A - Ongeveer 6 uur 6 uu
Technische gegevens Gewichten (in kg) Elektromotor Y51 Tractiebatterij Lithium-Ion Type variant uitvoering: 1 N ZKY Z Ledig gewicht 1 065 Ledig gewicht rijklaar 1 140 Maximaal technisch toegestane massa totaal (MTAC) 1 450 Maximaal toegestaan treingewicht (MTRA) 1 450 Maximaal toegestane daklast (inclusief allesdragers) 43 Montage van een trekhaak op deze auto is niet mogelijk. Het trekken van een aanhanger is niet mogelijk.
Technische gegevens Afmetingen (in mm) 142
Technische gegevens Identificatie De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto. C. Constructeursplaatje. Dit plaatje is met behulp van popnagels op de linker middenstijl bevestigd. D. VIN (Voertuig Identificatie Nummer). Dit nummer is in de bagageruimte op de rand van de rechter wielkast gegraveerd. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor meer informatie over het gebruik van sneeuwkettingen. A.
Technische gegevens Controle van de bandenspanning Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden. De op de sticker aangegeven bandenspanningen gelden voor koude banden. De banden zijn warm nadat u ten minste 10 minuten of 10 kilometer hebt gereden met een snelheid van meer dan 50 km/h. In dat geval moet u de bandenspanning 0,3 bar (30 kPa) verhogen ten opzichte van de op de sticker aangegeven waarden. Verlaag nooit de spanning van een warme band.
Audio en telematica Autoradio / Bluetooth® Inhoud Basisfuncties 146 Radio 147 Media 149 Telefoon 152 Audio-instellingen 155 Configuratie 156 Menustructuur/menustructuren display(s) 157 Veelgestelde vragen 158 Na het losnemen van de accukabels moet een code ingevoerd worden om de radio weer te kunnen gebruiken. U kunt maximaal vijf pogingen doen om de code in te voeren. Bij de laatste twee pogingen moet u 15 minuten wachten voordat u een nieuwe poging kunt doen.
Audio en telematica Basisfuncties Aan/uit, volumeregeling. Selecteren van de geluidsbron: Radio (FM1, FM2), CD, USB, AUX, Streaming. Telefoon: binnenkomend gesprek aannemen. Telefoon, lang indrukken: gesprek beëindigen, toegang tot het logboek gesprekken van de gekoppelde telefoon. Instellen van de geluidsweergave: klankkleur, hoge tonen, bassen, loudness, balans, fader, automatische volumeregeling. 146 Automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde.
Audio en telematica Radio Selecteren van een zender Beheren van een lijst Druk een paar keer achter elkaar op SRC/TEL om het golfbereik FM1 of FM2 te kiezen. Druk op LIST voor een overzicht van de opgeslagen zenders in alfabetische volgorde. Houd één van de toetsen ingedrukt om de zender waar u naar luistert in het geheugen op te slaan. De naam van de zender verschijnt op het display en er klinkt een geluidssignaal ter bevestiging. Selecteer met een van de toetsen de gewenste radiozender.
Audio en telematica RDS Verkeersinformatie beluisteren Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten TA.
Audio en telematica Media USB-aansluiting Druk op LIST om de menustructuur van de bestanden weer te geven. Deze module bestaat uit een USB- en een Jack-aansluiting (volgens uitvoering). Selecteer een regel uit de lijst. Bevestig met "OK". Het systeem stelt afspeellijsten samen (tijdelijk geheugen), wat bij de eerste aansluiting enkele seconden tot enkele minuten kan duren.
Audio en telematica CD-speler Plaats een CD in de speler; deze zal de CD automatisch afspelen. Plaats een CD met een MP3-afspeellijst in de CD-speler. Het kan maximaal enkele tientallen seconden duren tot de autoradio alle nummers van de afspeellijst heeft gevonden en begint met afspelen. Druk herhaalde malen op de toets SRC/TEL om "CD" te selecteren. Druk op een van deze toetsen om naar het vorige of volgende nummer van de lijst te gaan.
Audio en telematica Bluetooth® streaming audio Op een CD kunt u maximaal 255 MP3bestanden zetten, verdeeld over maximaal 192 afspeellijsten op maximaal 8 niveaus. Wij raden echter aan om ze over hooguit 2 niveaus te verdelen om de duur van het lezen van de CD beperkt te houden. Bij het lezen van de CD wordt de menustructuur genegeerd.
Audio en telematica Telefoon Een Bluetooth® -telefoon koppelen Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Ga naar www.citroen.nl voor meer informatie (compatibiliteit, extra hulp…). Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon.
Audio en telematica Verbindingen beheren Druk op de toets MENU. Bellen Selecteer of deselecteer: "Tel.": Bluetooth-verbinding. "Audio": afspelen audiobestanden. Vanuit het adresboek Druk op de toets MENU. Selecteer "Bluetooth". Selecteer "Verbindingen beheren" en bevestig uw keuze. Er verschijnt nu een lijst van de gekoppelde telefoons. Geeft aan dat er een geschikte verbinding voor Streaming-audio is. Geeft aan dat er een geschikte verbinding voor een handsfree telefoon is.
Audio en telematica Bellen Een gesprek aannemen Laatst gekozen nummers* Houd de toets SRC/TEL ingedrukt tot de lijst met gesprekken verschijnt. Druk op een van deze toetsen om de vorige of volgende pagina van de lijst weer te geven. Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het display. Druk op SRC/TEL. U kunt ook op MENU drukken, vervolgens "Telefoon" selecteren, dan "Bellen" en ten slotte "Oproep info" voor een overzicht van de gesprekken.
Audio en telematica Audio-instellingen Gesprekken beheren Ophangen Selecteer in het contextmenu "Ophangen" om het gesprek te beëindigen. U kunt ook de toets SRC/TEL even ingedrukt houden om het gesprek te beëindigen. Privégesprek Doorschakelfunctie (om de auto te kunnen verlaten zonder het gesprek te onderbreken) In het contextmenu: Selecteer "Doorschakelfunctie" om het gesprek via de telefoon voort te zetten. Selecteer "Doorschakelfunctie" nogmaals om het gesprek via de auto voort te zetten.
Audio en telematica Configuratie Weergave en taal instellen Druk op de toets MENU. Selecteer "Instelling". Selecteer "Weergave" om het scrollen door de tekst in- of uit te schakelen. Selecteer "Taal" om de taal te wijzigen. Selecteer "Versie" om informatie over de software op te vragen. Selecteer "Systeem" om het systeem te updaten. Raadpleeg het CITROËN-netwerk voor meer informatie. Selecteer "Eenheid" om de eenheid van temperatuur te wijzigen (Celsius, Fahrenheit).
Audio en telematica Menustructuur/menustructuren display(s) MENU Radio 1 Telefoon 1 2 2 2 TA 2 Bellen RDS Directory 3 TXT Oproep info 3 2 3 3 3 3 2 Invoer freq.
Audio en telematica Veelgestelde vragen In de volgende tabellen vindt u een antwoord op veelgestelde vragen. VRAAG 158 ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, klankkleur, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...
Audio en telematica VRAAG De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het geluid van de radio valt 1 tot 2 seconden weg. ANTWOORD OPLOSSING De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
Audio en telematica VRAAG De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. ANTWOORD De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. OPLOSSING - De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.
Audio en telematica VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De iPod wordt bij het aansluiten op de USBaansluiting niet herkend. De iPod is niet compatibel met de USB-aansluiting. De harde schijf of andere randapparatuur wordt bij het aansluiten op de USBaansluiting niet herkend. Sommige schijven en randapparatuur hebben meer stroom nodig dan de voeding die de radio levert. Sluit de randapparatuur op het 230 V- stopcontact, de 12 V-aansluiting of een externe voedingsbron aan.
Audio en telematica KENWOOD - KDC-X7000DAB Huidige bewerking afbreken. Omhoog in de menustructuur. Een gesprek weigeren of beëindigen. Selecteren van een analoge frequentieband FM1 / FM2 / FM3 / MW / LW. Selecteren van een digitale frequentieband DB1 / DB2 / DB3. Navigeren in een lijst. Handelingen die de volledige aandacht van de bestuurder vragen, dienen om veiligheidsredenen uitsluitend bij stilstaande auto te worden uitgevoerd. Kort indrukken: aan. Lang indrukken: uit.
Trefwoordenregister 12V-accu.............................................. 109, 113 A Aansluiting 12V........................................38, 39 ABS met elektronische remdrukregelaar......63 Accessoires...................................................58 Achterbank.....................................................34 Achtercompartiment....................................108 Achterklep sluiten..........................................29 Achterlichten................................................
Trefwoordenregister I Identificatiegegevens...................................143 Identificatie (stickers)...................................143 Instrumentenpaneel....................................... 10 Interieurfilter................................................. 111 Interieurindeling.............................................38 Interieur ontgrendelen...................................28 ISOFIX-bevestigingen............................. 83-85 ISOFIX-kinderzitjes.................................
Trefwoordenregister Ruitbediening.................................................30 Ruitensproeierreservoir...............................109 Ruitensproeiers..............................................56 Ruitensproeiervloeistofniveau.....................109 Ruitenwisser achter.......................................57 Ruitenwisserbladen vervangen................... 112 Ruitenwissers.................................................56 Ruitenwisserschakelaar.................................
CODE AUTORADIO Na het losnemen van de accukabels moet een code ingevoerd worden om de radio weer te kunnen gebruiken. U kunt maximaal 5 pogingen doen om de code in te voeren. Bij de laatste twee pogingen moet u 15 minuten wachten voordat u een nieuwe poging kunt doen. Bewaar de code op een veilige plaats buiten de auto. Bewaar de code bij uw persoonlijke documenten als u een verre reis maakt.
Automobiles CITROËN verklaart dat, door toepassing van de voorschriften in de Europese regelgeving (Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken, wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat recycleerbare materialen worden gebruikt voor de fabricage van producten die door haar worden verkocht. 4Dconcept Diadeis Interak Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles CITROËN.
*16.C0.0070* 16.C0.