Operation Manual

65
Het effectieve vermogen van elke warmteopwekker wordt met 11-002 ingevoerd zodat de regeling weet welke en hoeveel warmteop-
wekkers benodigd zijn om te voldoen aan het totaal gewenste vermogen. Afhankelijk van de vraag zal de regeling een warmteopwekker
wel of niet in
schakelen.
Voor het correct functioneren van de cascade is het verder noodzakelijk om bij het WARMTE MANAGEMENT het totaal aanwezige
vermogen van alle warmteopwekkers bij 06-01 "M
aximum C
V bedrijf vermogen" in te voeren. Bij 06-00 "Maximum tapwater laadt
vermogen" voeren we dan het vermogen in dat we maximaal voor tapwaterbereiding willen gebruiken.
Het minimum vermogen (11-003) is een % percentage van het effectieve vermogen (11-002). Hiermee wordt het modulatiebereik van
de warmteop
wekker vastgelegd. Bij een ééntraps (AAN/UIT) warmteopwekker is dit 100%, bij een tweetraps is dit het procentuele ver-
mogen van de eerste trap en bij modulerende warmteopwekkers het minimum vermogen.
Voorbeeld: Modulatiebereik 5 tot 30kW geeft naar boven afgerond een minimum van 17%.
Bij een tweetraps of modulerende aansturing (Opentherm of 0-10V uitgangssignaal) moet deze waarde altijd lager zijn dan 11-002.
We kunnen de regeling verder verfijnen door met 11-04 "Ins
chakelen
volgende warmteopwekker" in te stellen bij welk percentage we
willen dat de volgende warmteopwekker inkomt. Bij 100% wordt bij oplopende vermogensvraag de volgende warmteopwekker niet eer-
der ingeschakeld dan dat deze op 100% van zijn vermogen wordt aangestuurd. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn indien de werkings-
graad van deze warmteopwekker beter is dan die van de volgende. We kunnen ook kiezen voor een lager percentage, dit kan
bij
voorbee
ld het geval zijn indien de werkingsgraad van de warmteopwekkers beter is indien we meerdere warmteopwekkers inschake-
len op een lager vermogen.
5.6.8 Vermogen warmteopwekker
5.6.9 Minimum vermogen, modulatiebereik
5.6.10 Inkomen eerst volgende warmteopwekker