Operation Manual
32
Voor specifieke basis functies zoals CV-circuits, Tapwater circuit, ketel, aanvullende ketel, warmte management en cascade manage-
ment zijn er voorgeprogrammeerde applicatie types opgeslagen in elke regelaar. Zo kunnen dan de van een hydraulische variant afwij-
kende functies worden aangepast aan de aanwezige installatie.
Door het kiezen van een applicatie type worden alle tot deze functie behorende instellingen met de fabrieksinstellingen voor deze
functie
overschreven. Functie specifieke instellingen zoals stooklijn e.d. gaan verloren. Tevens worden hierdoor weergaves van niet ge-
bru
ikte in- en uitgangen gemaskeerd.
In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat functies worden ingesteld welke gebruik maken van dezelfde in- en uitgangen.
Dit dient te allen tijde voorkomen te worden omdat dan het correct functioneren van de regelaar niet kan worden gegarandeerd. Cont
ro-
leer
daarom altijd zorgvuldig de klemaansluitingen van de ingestelde functies en stel bij niet gebruikte functies altijd applicatie type
0 in.
Details worden weergegeven in het "hydraulische systemen en functie applicaties" document.
3.6.6.3 Applicatie types instellen
In het Functiekeuze menu met de instel-
knop een regelaar functie kiezen (U02
KETEL
2 in dit voorbeeld) en bevestig
de keuze met "Enter".
Het titelbeeld van de geselecteerde
f
unctie verschi
jnt.
Door indrukken van de instelknop ver-
schijnt het functie Me
nu.
Selec
teer "Configuratie" met d
e instel-
knop en bevestig met "Enter".
De configuratie instellingen worden nu
weerge
geven.
Selecteer 0
9-076 Applicatie type met
de
instelknop en bevestig met "Enter".
Gebruik de instelknop om het Ap
plicatie
type in te stellen en bevestig met "Sa-
ve".
EnterEsc
U02 KETEL 2
U02 KETEL 1
U02 WARMTE MANAGER
U02 CASCADE MANAGER
U02 ALGEMENE FUNCTIES
EnterEsc
Datum
Wens- en meetwaarden
Instellingen
Configuratie
EnterEsc
Applicatie type
1
09-076
MenuEsc
68.3ºC
Automatisch
SaveEsc
Applicatie type warmteop-
wekker
09-076
2
U
nit 2
KETEL
2
Wo 09:3
6
2
U
n
it
2
KETEL 2
W
o
09
:
36
2
U
n
it
2
K
ETEL 2
W
o 09:3
6
2
U
n
it 2
KETEL 2
W
o
09
:
36
2
Wo 09:36
Na afsluiten van configuratie
werkzaamheden waarbij andere applica-
tie types werden ingesteld moet altijd een
RESET worden uitgevoerd. Alleen dan is
gegarandeerd dat alle functies correct
worden geïnitialiseerd. Verder moet er
opnieuw een eBUS-scan worden uitgevo-
erd zodat de MB de nieuwe configuratie
herkent.