Operation Manual
17
Houdt de volgende volgorde van handelingen aan bij de inbedrijfname.
Kies voor aanvang uit de voorgeprogrammeerde hydraulische varianten een zoveel mogelijk overeenkomend verwarmingssysteem.
Zie document "hydraulische systemen en functie applicaties". Gebruik de inbedrijfname assistent voor instellen van hydraulische variant
en applicatie
types.
1. Indien er meerdere regelaars via eBUS met elkaar worden verbonden dan moet vooraf het adres van elke individuele regelaar wor-
den ingesteld met de dipswitches, zie 3.5.2.2, pagina 20. Voor de te gebruiken eBUS adressen, zie 3.5.1, pagina 19.
2. Indien er meer dan 3 eBUS eenheden zijn aangesloten dan kan het zijn dat bij één of meer de busvoeding moet worden afgescha-
keld met behulp van de dipswitch, zie 3.5.2.1, pagina 20.
3. Zorg ervoor dat de installatie spanningsvrij is! Monteer de regelaar volgens specificatie, zie 3.2, pagina 14.
4. Verbindt master en ruimtebediening(en) met de regelaar, respectievelijk eBUS, zie 3.3, pagina 16, 3.5.3, pagina 21.
5. Bij toepassing van een externe NTC ruimtetemperatuur opnemer, sluit opnemer aan op master (MB) of ruimtebediening (FB), zie
h
and
leiding ruimtebediening FB of 3.3, pagina 16.
6. Sluit alle benodigde sensoren en actoren aan (mengkleppen, pompen etc.) van de geselecteerde applicatie types en positioneer de
senso
ren correct. Zie document "hydraulische systemen en functie applicaties".
7. Telecommand of vrijgave ingangen aansluiten bij gebruik van schakelklokken voor overwerk of zomerbedrijf, zie 3.5.4, pagina 21.
8. Verbindt eventuele eBUS aansluitingen met ketel interfaces (opentherm of ander) of eBUS compatible warmteopwekkers en stel
h
ierbij d
e juiste adressen in. Zie interface handleiding.
9. Schakel spanning voor alle eBUS eenheden in.
10. Voer wachtwoord master bediening in, zie 3.6.4.1, pagina 24.
11. Indien er meer dan één master bediening is aangesloten dan moet voor elk een ander "MB master Nr." (adres) worden ingesteld,
zi
e 3.6.
4.2, pagina 25.
12. Start inbedrijfname assistent, zie 3.6.4.4, pagina 27
Inbedrijfname assistent altijd gebruik voor het configureren van de regelaar. Verder voor eBUS-scan, instellen van kloktijd, datum,
hydr
aulische variant, applicatie types en opties zoals het verbinden met de ruimtebediening.
13. Voer opnieuw een eBUS-scan uit, vervolgens worden alle regelaars en functies weergegeven in het MB menu waarbij de tijdens de
i
nbedrijfna
me uitgeschakelde functies niet meer zichtbaar zijn voor de eindgebruiker.
14. Indien wachtwoord inbedrijfname niet meer actief is voer dan opnieuw het wachtwoord van de te bedienen regelaar in, zie 3.6.6.1,
pagina 30.
15. Indien de ruimtebediening nog niet is toegewezen aan een CV-circuit (inbedrijfname assistent) dan moet dit alsnog worden inge-
steld met instelling 03-091, zie 3.6.6.5, pagina 34.
16. Voor het toewijzen van een master bediening aan een CV-circuit moeten regelaar- en circuit nummer worden ingesteld bij de MB
i
nstellin
gen, zie 3.6.4.3, pagina 26.
17. Controleer uitgangen op werking, inschakelen van pompen omlooprichting kleppen etc.,3.6.8, pagina 37
18. Controleer of pas instellingen voor het regelgedrag van de individuele functies aan 3.6.6.4, pagina 33
- CV-CIRCUITS; Klokprogramma, programmakeuze, stooklijnen, stookgrenzen opstart optimalisatie,
- TAPWATER CIRCUIT; Klokprogramma, programmakeuze, setwaarde(s), anti legionella bedrijf etc.
- WARTEOPWEKKERS (in SE 6320 OGZ); Programmakeuze, anti pendel tijd, minimum looptijd, bivalent punt etc.
- WARMTE MANAGER; Programmakeuze, totale aanwezige vermogen, seqentieel omschakelen, gradiënt etc.
- CASCADE MANAGER; Instellen van vermogen en modulatiebereik per warmteopwekker, warmteopwekkers toevoegen
Emissie test activeren
- ALGEMENE FUNCTIES; 0-10V in-/uitgang configureren.
19. Controleer meetwaardes van de sensoren en berekende setwaarde, 3.6.5.1, pagina 28.
20. Indien gewenst, wijzig functie namen, zie 3.6.5.3, pagina 29.
Altijd een RESET en eBUS-scan na wijzigen van hydraulische variant, applicatie functie, emissie test etc.
van bijvoorbeeld, CV-circuit, tapwater circuit, ketel etc.
3.4 Procedure eerste inbedrijfname