Universele verwarmingsregelaar SE 6320 OGZ Master bediening MB 6100/ 6400 MB 6100 0 2 4 6 MB 6400 8 10 12 14 16 18 20 22 24 39.5 ºC 0 22.3 ºC -13.2 ºC Normaal dagbedrijf Unit 2 Wo 09:36 Esc Menu CV CIRCUIT 1 Handleiding technicus Dok. Nr. 112721 6/11 2 4 6 39.5 ºC Esc 8 10 12 14 16 18 20 22 24 22.3 ºC -13.
Inhoudsopgave 1 Veiligheidsvoorschriften ............................................................................................ 5 De in deze handleiding weergegeven details en schema’s hebben niet de pretentie om compleet of correct te zijn. Ze zijn geen vervanging voor een professioneel ontwerp. Wijzigingen te allen tijde voorbehouden, zonder kennisgeving vooraf! Waarschuwingssymbolen Wees bij waarschuwingssymbool alert en neem de instructies in acht.
Inhoudsopgave 4 Opsporen en oplossen van problemen.................................................................... 4.1 Display en communicatie problemen ........................................................................ 4.2 Foutgeheugen uitlezen.............................................................................................. 4.2.1 Structuur foutgeheugen en afkortingen .................................................... 4.2.2 Foutcodes..................................................
Inhoudsopgave 5.5 WARMTE MANAGEMENT ...................................................................................... 5.5.1 Menu structuur.......................................................................................... 5.5.2 Applicaties ................................................................................................ 5.5.3 Programmakeuze ..................................................................................... 5.5.4 Mogelijke systemen ...............................
1 Veiligheidsvoorschriften Dit is een elektrisch apparaat. Bij incorrecte installatie of pogingen tot reparatie bestaat gevaar voor een levensgevaarlijke elektrische schok! Zorg ervoor dat bij aanvang van de bedradingswerkzaamheden alle bekabeling spanningsvrij is. Raak nooit draden en aansluitklemmen van dit apparaat aan.
2 2.1 Systeembeschrijving Systeemopbouw Het "split systeem" is gebaseerd op onafhankelijke regelaars (units) welke onderling met elkaar verbonden worden door middel van een communicatie bus (eBus). Via deze busverbinding worden algemene gegevens uitgewisseld. De individuele eBus eenheden kunnen allen worden bediend en geconfigureerd middels één centrale bedieneenheid (master bediening) FB 6204 FB 6204 MB 6100 FB 6204 Par. 2.1.7 Par. 2.1.7 Par. 2.1.6 Par. 2.1.7 0 2 4 6 25.
2.1.3 Regelaars (eBUS units) eBUS Units zijn zelfstandig functionerende regelaars. Deze kunnen afhankelijk van de uitvoering verschillende functies voor CV groep regeling, tapwater regeling, regeling warmteopwekkers, warmte- en cascademanagement functies etc. bevatten. Naast verbruiker en warmteopwekker functies zijn er altijd nog algemene functies in een eBUS eenheid.
2.1.6 Master bediening MB 6100 opbouwversie en MB 6400 inbouwversie De master bediening is een centrale bedieneenheid waarmee functies in de individuele eenheden kunnen worden bediend. Middels een scan worden de aangesloten eenheden herkend en de in de aangesloten regelaars voorhanden functies worden geladen en bewaard. Na een scan kunnen de individuele parameters van de functies worden ingesteld. Er is een temperatuur sensor voor meeting van de ruimtetemperatuur geïntegreerd in de MB 6100 bediening.
2.3 Toegangsniveau Alle instellingen van zowel master bediening als individuele eBUS regelaars zijn toegewezen aan verschillende toegangsniveaus en worden deels beveiligd met een wachtwoord tegen het ongewild wijzigen van instellingen. De toewijzing van de toegangsniveaus zijn fabrieksinstellingen. Om met wachtwoord beveiligde instellingen te wijzigen moet eerst een correct wachtwoord (nummer) worden symbool onderin het display. ingegeven.
2.4 Bediening en instellen van de regelaars (eBUS Units) De master bediening is de centrale bedieneenheid waarmee elke individuele functie in de eBUS eenheden kan worden bediend en ingesteld. Meer informatie betreffende instellingen en bedienopties kunnen worden gevonden in de eindgebruiker handleiding. 2.4.1 Menu structuur Bij de eerste start moet een eBUS scan worden uitgevoerd. De MB vindt dan alle eBUS eenheden en de aanwezige functies worden geladen. Instellingen MB eBUS-Scan MB 2.
2.4.2 Display en bedienelementen Tijdbalk: Het actieve klokprogramma wordt weergegeven. Tijdblok Dagbedrijf Nachtverlaging 0 2 4 6 Tijdblok 8 10 12 14 16 18 20 22 24 Tijdbalk Ruimtetemperatuur (gemeten waarde) Voorbeeld: Display weergave van menggroep 1 Geselecteerde bedrijfsmode (Automatisch) Snelkeuze-knop 0 2 4 6 Buitentemperatuur (gemeten waarde) 8 10 12 14 16 18 20 22 24 39.5 ºC Aanvoertemperatuur (gemeten waarde) Retourtemperatuur (gemeten waarde) 22.3 ºC -13.2 ºC 33.
2.4.2.1 Functies en titelbeeld Voor alle vanuit functiekeuze beschikbare functies is er een titelbeeld. Met het titelbeeld worden de meest belangrijke functie specifieke waardes, programmakeuze en bedrijfsmodi weergegeven. Vanuit deze weergave kan het functie specifieke snelkeuze menu worden opgeroepen door indrukken van een snelkeuze toets. Voor elke eBUS eenheid kan er een functie met bijbehorend titelbeeld als standaard functie worden ingesteld.
2.4.3.2 Snelkeuze menu en knoppen Het snelkeuze menu kan worden geopend door het drukken van één van de snelkeuze toetsen. De snelkeuze functies zijn alleen aanwezig bij de CV-circuits, warmteopwekkers en tapwater menu’s. Voorbeeld U02 CV CIRCUIT 1: U02 U02 U02 U02 U02 CV CIRCUIT 1 CV CIRCUIT 2 TAPWATER CIRCUIT KETEL 2 KETEL 1 Indien een snelkeuze toets wordt ingedrukt in een menu of functie zonder snelkeuze dan zal automatisch het snelkeuze menu van de standaard functie worden opgehaald.
3 Montage en eerste inbedrijfname 3.1 Veiligheid BELANGRIJK Eerst lezen! Zorg ervoor dat bij aanvang van de bedradingswerkzaamheden alle bekabeling spanningsvrij is. 3.2 De elektrische installatie en afzekering moet voldoen aan de voorschriften. Om te allen tijde gereed te zijn moet de regelaar continu op spanning zijn. In serie met de spanning aangesloten schakelaars zijn hiervoor te beperken tot hoofd- en noodschakelaar, welke normaal altijd in de aan positie zijn.
3.2.2 Aansluitingen SE 6320 OGZ L N 32 N 31 N 30 N 29 N Potentiaal voerende uitgangen (actoren) 27 28 N Potentiaal vrije uitgangen 25 26 N 23 24 N Laagspanning (Sensoren) 20 20a 21 21a 22 22a Bus Bus 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 6.
Montage en aansluiten master bediening (MB) 37 mm 123 mm MB 6100 30 56 mm R R 30 +NTC eBus Vaststellen van de montageplaats Indien de MB6100 tevens wordt gebruikt om de ruimtetemperatuur en/of vochtigheid mee te meten dan moeten de volgende aanwijzingen in acht worden genomen: • In de referentie ruimte op een binnenmuur waarbij de aangrenzende ruimte eveneens normaal verwarmd wordt. In deze ruimte mogen geen andere regelingen zoals thermosstatische radiator ventielen actief zijn.
3.4 Procedure eerste inbedrijfname Houdt de volgende volgorde van handelingen aan bij de inbedrijfname. Kies voor aanvang uit de voorgeprogrammeerde hydraulische varianten een zoveel mogelijk overeenkomend verwarmingssysteem. Zie document "hydraulische systemen en functie applicaties". Gebruik de inbedrijfname assistent voor instellen van hydraulische variant en applicatie types. 1.
3.4.1 Menuvoering inbedrijfname assistent Instellingen MB Functiekeuze Inbedrijfname Enter UNIT 02 UNIT 03 Installatie nieuw initialiseren? Inbedrijfname Nee Correct eBus adres met Dipswitch instellen! Ja Enter 04-077 Zijn alle regelaars aangesloten en eBUS adressen ingesteld? Stel gewenste hydraulische variant in.
3.5 Stap voor stap voorbereiden van eerste inbedrijfname 3.5.1 Adres eBUS eenheden instellen Bij meerdere eBUS regelaars in een systeem moeten voor de eerste inbedrijfname de eBUS adressen van de individuele regelaars met dipswitch worden ingesteld. De in te stellen adressen worden hiernaast weergegeven. eBUS adressen Voorbeeld: Master bediening 1 MB Master Nr. 6 Master bediening 2 MB Master Nr. 7 Master bediening 3 MB Master Nr. 8 m u l t i Hoofdregelaar eBUS-Unit Nr. 2 Volgregelaar 1 eBUS-Unit Nr.
3.5.2.1 eBUS voeding in-/uitschakelen De eBUS regelaars worden geleverd met ingeschakelde busvoeding. Elke eBUS regelaar heeft voldoende busvoeding van 24VDC voor 1 master- en/of 2 ruimtebedieningen. Bij meer dan 3 regelaars verbonden via bus, moeten afhankelijk van het aantal aangesloten master- en ruimtebedieningen bij één of meer regelaars de voeding worden uitgeschakeld. Volgens eBUS specificatie mag het stroomoverschot in een eBUS netwerk niet meer dan 200mA bedragen.
3.5.3 eBUS verbinden met andere regelaars In elke SE 6320 OGZ zijn er 2 eBUS aansluitingen beschikbaar. Voorbeeld: MB 6100 LET OP de eBUS polariteit bij verbinden van regelaars. m u l t i SE 6320 OGZ eBUS-Signaal eBUS-Massa Per CV-circuit kan er maar één FB6204 ruimtebediening worden toegewezen.
3.6 Configureren en instellen met master bediening Verdere informatie betreffende instel- en bedien mogelijkheden zijn te vinden in de eindgebruikershandleiding 3.6.1 eBUS-Scan Zijn alle kabels en sensoren aangesloten dan moet er een eBUS-scan worden uitgevoerd. Vervolgens worden alle gevonden regelaars en functies weergegeven door de master bediening. Selecteer nu de eBUS-scan functie met de instelknop en bevestig de keuze door op de knop te drukken.
3.6.2 Foutmeldingen resetten Indien een regelaar een foutmelding doorstuurt naar de bediening dan zal deze automatisch het titelbeeld met fout status van de betreffende functie weergeven. De bediening maakt hierbij alleen melding, d.w.z. met de bediening kunnen we de foutmelding bekijken en resetten. De fout zelf moet altijd opgelost worden bij de bron, in dit geval de regelaar en de functie waarin de fout is geconstateerd.
3.6.3 Niet beveiligde Instellingen master bediening De eindgebruiker kan een aantal niet met wachtwoord beveiligde instellingen van de master bediening wijzigen. Instellingen MB Functiekeuze eBUS-Scan Selecteer Instellingen MB menu met de instelknop en bevestig keuze "Enter". Wo 09:36 Enter Taalkeuze Contrast Temperatuur schaal 24h of 12h kloktijd Datum opmaak Wo 09:36 Esc Enter Verdere details voor de eindgebruiker instellingen worden beschreven in de eindgebruiker handleiding. 3.6.
3.6.4.2 Adres master bediening (Master bediening No.) Indien er maar één MB aanwezig is dan hoeft deze instelling nooit te worden aangepast! Selecteer Instellingen MB met de draaiknop en bevestig de keuze door op "Enter" te drukken. Instellingen MB Functiekeuze eBUS-Scan Inbedrijfname Wo 09:36 Enter Taalkeuze master bediening No. Temperatuur schaal 12h of 12h kloktijd Datum opmaak Wo 09:36 Esc Enter Selecteer Master Bediening No.
3.6.4.3 Master bediening toewijzen aan een CV-circuit (Zone toewijzen) De gemeten ruimtetemperatuur van de master bediening kan worden toegewezen aan een CV-circuit. Na toewijzing kan de meetwaarde eventueel nog gekalibreerd worden met de "correctie ruimtetemp. " instelling. Bij zone toewijzing worden de in de bediening geïntegreerde sensoren direct gebruikt. Er zij geen verdere instellingen noodzakelijk zoals bij het verbinden met andere ruimtebedieningen zie 3.6.6.5, pagina 34.
3.6.4.4 Inbedrijfname assistent opstarten Om U te assisteren bij het instellen van de systeemconfiguratie is er een inbedrijfname-assistent. Deze zorgt ervoor dat de volgende essentiële stappen bij de inbedrijfname worden doorlopen: - Instellen kloktijd. - instellen Datum. - Kiezen van de gewenste hydraulische variant.
3.6.5 Niet beveiligde basis instellingen In elke regelaar kan de eindgebruiker een aantal instellingen wijzigen zonder dat er een wachtwoord moet worden ingegeven. Verdere informatie betreffende instel- en bedien mogelijkheden zijn te vinden in de eindgebruikershandleiding 3.6.5.1 Opvragen wens- en meetwaarden Kies Functiekeuze in het MB basis menu met de instelknop en bevestig de keuze met "Enter".
3.6.5.3 Wijzigen functienaam De af fabriek voorgeprogrammeerde functie namen zijn als volgt: Met de master bediening kunnen deze labels worden gewijzigd (max. 20 karakters). Hiervoor hoeft geen wachtwoord te worden ingegeven.
3.6.6 Beveiligde basis instellingen Alle instellingen van een eBUS eenheid beveiligt met wachtwoord 1 (Service / technicus) of 2 (OEM) kunnen alleen worden gezien en gewijzigd nadat het correcte service wachtwoord is ingegeven. 3.6.6.1 Wachtwoord regelaar ingeven Kies Functiekeuze in het MB basis menu met de instelknop en bevestig de keuze met "Enter". Selecteer Algemene functies met de instelknop en bevestig de keuze door op "Enter" te drukken. Het titelbeeld van de geselecteerde functie verschijnt.
3.6.6.2 Hydraulische variant instellen Voor specifieke basis functies zoals CV-circuits, Tapwater circuit, ketel, aanvullende ketel, warmte management en cascade management zijn er voorgeprogrammeerde applicatie types opgeslagen in elke regelaar. Van deze voorgeprogrammeerde applicatie types zijn dan weer volledige sets opgeslagen als hydraulische varianten (04-077). Een hydraulische variant is dus een selectie van functie applicaties en door selectie worden dus alle functies onmiddellijk ingesteld.
3.6.6.3 Applicatie types instellen Voor specifieke basis functies zoals CV-circuits, Tapwater circuit, ketel, aanvullende ketel, warmte management en cascade management zijn er voorgeprogrammeerde applicatie types opgeslagen in elke regelaar. Zo kunnen dan de van een hydraulische variant afwijkende functies worden aangepast aan de aanwezige installatie. Door het kiezen van een applicatie type worden alle tot deze functie behorende instellingen met de fabrieksinstellingen voor deze functie overschreven.
3.6.6.4 Individuele parameters instellen Voor elke functie is er een lijst met specifieke instellingen. Hiermee kan het functioneren van een functie verder worden afgestemd op individuele wensen. Voor het comfort relevante instellingen en klokprogramma’s kunnen doorgaans zonder wachtwoord worden gewijzigd terwijl systeem specifieke instellingen het service- of OEM wachtwoord benodigen. Welke instellingen toegankelijk zijn is afhankelijk van het ingestelde applicatie type.
3.6.6.5 Ruimtebediening activeren in regelaar Bij toepassing van ruimte- / afstandsbediening voor individuele CV-circuits moeten deze als volgt in bedrijf worden genomen. De bediening moet worden aangesloten op een van de EBUS aansluitklemmen. Bij inschakelen van de regelaar zal de afstandsbediening worden geïnitialiseerd. Vervolgens moeten we bij de afstandsbediening het CV-circuit waar deze aan toegewezen dient te worden, instellen.
3.6.6.7 Sensor configuratie bewaren Voor het correct functioneren van sommige functies en voor het generen van foutmeldingen is het noodzakelijk om de sensor configuratie na inbedrijfname eenmalig op te slaan. In het Algemene functies menu van de gewenste regelaar (U02 in dit voorbeeld) instellingen selecteren en bevestigen met "Enter".
3.6.6.8 Regelaar RESET Na afsluiten van configuratie werkzaamheden waarbij een andere hydraulische variant of andere applicatie types werden ingesteld moet altijd een RESET worden uitgevoerd. Alleen dan is gegarandeerd dat alle functies correct worden geïnitialiseerd. Verder moet er opnieuw een eBUSscan worden uitgevoerd zodat de MB de nieuwe configuratie herkent Er gaan bij een reset geen instellingen verloren. Functies worden opnieuw geïnitialiseerd en de bijbehorende instellingen geladen.
3.6.8 Testen van relaisuitgangen en actoren Individuele uitgangen kunnen worden gecontroleerd met behulp van de relaistest. Hiervoor moet een correct wachtwoord voor de regelaar zijn ingegeven. De relaistest kan worden gekozen bij elke individuele functie. Gedurende een relaistest kan een uitgang worden ingeschakeld of uitgeschakeld. De regeling wordt hierbij wel tijdelijk geblokkeerd. Na het verlaten van de relaistest worden de regelingen weer vrijgegeven.
3.6.8.
4.1 Display en communicatie problemen Indien er geen display is of er worden foutmeldingen gegeven dan kunnen volgende aanwijzingen uitkomst bieden. Probleem Geen display Geen communicatie Slechte / verstoorde communicatie 4.2 Mogelijke oorzaak • Regelaar niet ingeschakeld • Schakelaar is UIT • Fout in de bedrading • eBUS voeding uitgeschakeld • Foute adres instelling • Geen afstandsbediening aan zone toegewezen. • Weerstand bekabeling te groot.
4.2.1 Structuur foutgeheugen en afkortingen Label Waarde Functie nummer Fout nummer Datum kloktijd WE Status TA THV 1 THV 2 TKX TPO TPM TB TWV 1 TWR 1 TWV 2 TKO TPU TBU SW 0-9 0 - 255 DD.MM.JJ hh:mm 0 - 255 -50.0 – 50.0 0.0 – 120.0 0.0 – 120.0 0.0 – 120.0 0.0 – 120.0 0.0 – 120.0 0.0 – 120.0 0.0 – 120.0 0.0 – 120.0 0.0 – 120.0 0.0 – 500.0 0.0 – 120.0 0.0 – 120.0 0.0 – 10.
5 Functies en regelingen Zoals eerder uitgelegd in 2.1.3, pagina 7, zijn eBUS regelaars opgebouwd uit functies voor het regelen van CV-circuits, tapwater circuits verschillende types warmteopwekkers en warmte- en cascade management. Welke functies bij U aanwezig zijn is afhankelijk van regelaar type en ingestelde applicaties. De volgende paragrafen beschrijven voor elke functie een selectie van de belangrijkste instellingen en regelingen.
5.1.2.1 Laag tarief klokprogramma Er is een extra klokprogramma aanwezig voor laag tarief periodes. Tijdens de AAN periode van dit klokprogramma wordt de gewenste aanvoertemperatuur setwaarde van de CV-circuits verhoogd met de waarde ingesteld met 07-31 onder CV-CIRCUIT instellingen. In sommige applicaties is het gewenst om tijdens de laag tarief periode van de energieverzorger extra energie te bufferen. Denk hierbij aan warmtepompen in combinatie met vloerverwarming. 5.1.2.
5.1.2.3 0 - 10V uitgangen configureren Onder configuratie en instellingen kunnen setwaarde uitgangen worden ingesteld. Hiermee kunnen Analoge 0-10V signalen als temperatuur- of vermogenssetwaarde voor externe warmteopwekkers worden afgegeven. Setwaarde uitgang 1 kan met "04-37 setwaarde uitgang" geconfigureerd worden. Verder is het mogelijk de band met minimum VDC (04-038) en maximum VDC (04-039) in te stellen.
5.2 CV CIRCUIT 1 en 2 De CV circuit functie regelt een zone voor centrale verwarming of koeling met of zonder ruimtetemperatuur opnemer. Tijdens verwarmen kan een zone weersafhankelijk, ruimte afhankelijk of als een combinatie van beide geregeld worden. Voor elk circuit is er eigen stooklijn aanwezig. De door de functie berekende setwaarde wordt met verhoging doorgegeven aan het WARMTE MANAGEMENT. 5.2.
5.2.4 Klokprogramma’s Elk CV circuit heeft 3 individuele wekelijkse klokprogramma’s ter beschikking. Elk daarvan kan geactiveerd, bekeken of gewijzigd worden. Individuele dagen of dagblokken kunnen in stappen van 15 minuten worden geprogrammeerd. Af fabriek is programma 1 voor dagelijks stoken, programma 2 voor een werkweek en programma 3 voor kantoren, scholen etc. De programma’s worden geactiveerd door de programmakeuzes, Automatisch 1, 2 of 3.
De stookgrens (03-21) wordt normaal ongeveer 3 tot 5 K lager ingesteld dan de gewenste ruimtetemperatuur (03-51) voor dagbedrijf. Afhankelijk van het gewenste comfort. Om het verschil constant te houden zal bij aanpassing van de programmakeuze of de behaaglijkheid de werkelijke stookgrens automatisch mee verschuiven. Het verschil tussen ruimtetemperatuur setwaarde (03-51) en de stookgrens blijft. (03-21)-0.5 K 03-21 Verwarming AAN TA °C Zomer blokkering Stookgrens afschakeling 5.2.
5.2.10 Vorstbeveiliging Indien de buitentemperatuur lager wordt dan de ingestelde vorstbeveiligingstemperatuur (03-23), dan wordt de vorstbeveiliging actief. De circuit pomp wordt dan elk uur voor 6 minuten ingeschakeld. De zone wordt middels de mengklep geregeld op de vorstbeveiligingstemperatuur van (03-00). Deze wordt gebruikt als aanvoertemperatuur setwaarde, maar initieel is er geen warmtevraag.
5.2.12 Koellijn Evenals bij weersafhankelijke regeling voor verwarmen wordt de aanvoertemperatuur berekend bij de actuele buitentemperatuur. De koellijn wordt vastgelegd middels een voetpunt en een ontwerppunt. Het voetpunt wordt ingesteld met buitentemperatuur (03-11) en de bijbehorende aanvoertemperatuur (03-43). Het ontwerppunt eveneens met een buitentemperatuur (03-47) en bijbehorende aanvoertemperatuur (03-48).
5.2.13 Buitentemperatuur koelgrens Met de koelgrens (03-36) kan worden ingesteld bij welke buitentemperatuur koelbedrijf wordt vrijgegeven. Hiervoor wordt dezelfde gemiddelde buitentemperatuur gebruikt als bij de stookgrens. De instelling moet zo gekozen worden dat de normale dagtemperatuur (03-54) gehandhaafd kan worden. 03-36 (03-21)+0.
5.2.15 Ruimte temperatuur stookgrenzen Bij ruimte compensatie instelling (03007) hoger dan 0 en een geldige ruimtetemperatuur meetwaarde zijn er tevens stookgrenzen op basis van de gemeten ruimtetemperatuur. Deze stookgrenzen hebben de hoogste prioriteit.
5.3 TAPWATER CIRCUIT De tapwater functie regelt het laden van een buffertank. De temperatuur kan ingesteld worden op een normale dagtemperatuur en een comfort (meestal anti legionella) temperatuur. Er kan gekozen worden uit verschillende tapwaterconfiguraties. De door de functie berekende setwaarde wordt met verhoging doorgegeven aan het WARMTE MANAGEMENT. 5.3.
5.3.5 Klokprogramma’s Voor tapwater zijn er 2 wekelijkse klokprogramma’s voor dagbedrijf en comfort of anti legionella bedrijf. Elk kan geactiveerd, bekeken of gewijzigd worden. Individuele dagen of dagblokken kunnen in stappen van 15 minuten worden geprogrammeerd. Af fabriek is er een week programma voor tapwaterprogramma. Het anti legionella programma is leeg.
5.3.6.2 Laadstation, laden van een gelaagde buffer via platenwisslaar Setwaarde regeling. De inschakelvoorwaarde is identiek aan de voorwaarde bij standaard tapwaterregeling. Tapwater start wanneer het verschil tussen de setwaarde en de werkelijke waarde groter wordt dan de instelbare inschakeldifferentie (05-00). Optioneel kan nu echter een extra sensor als uitschakelvoeler (TBM) worden aangesloten.
5.3.6.3 Lading met thermostaat Bij toepassing van een thermostaat worden setwaarde en inschakeldifferentie bepaald door de thermostaat. De installatie setwaarde bij vraag is gelijk aan de maximum installatie setwaarde. 5.3.7 Prioriteit t.o.v. centrale verwarming Tapwaterbereiding kan worden uitgevoerd met absoluut voorrang t.o.v. CV-bedrijf, of volledig parallel aan CV bedrijf. Parallelbedrijf kunnen we tijdsafhankelijk maken. M.a.w.
5.4 WARMTEOPWEKKER 1 en 2 De warmteopwekker functie is voor vrijgave (AAN/UIT zonder regeling) of regeling van olie, gas en hout/pellet ketels of warmtepompen. Afhankelijk van het type regeling zijn er mogelijkheden om de warmteopwekker te beveiligen en te regelen. De warmteopwekker ontvangt warmtevraag en setwaardes vanuit het CASCADE MANAGEMENT waar de individuele ketelgegevens worden ingegeven. Onderstaande functies zijn zowel op de primaire als ook de secundaire warmteopwekker van toepassing. 5.4.
5.4.5 Mogelijke warmteopwekker regelingen 5.4.5.1 Warmteopwekker ééntraps zonder regeling Warmteopwekker wordt niet geregeld vanuit de SE 6320 OGZ. Bij warmtevraag vanuit de CASCADE MANAGER wordt alleen het vrijgave contact ingeschakeld. Regeling- en bewaking van temperatuur worden verder volledig door de warmteopwekker zelf ingevuld. Bij een installatie met vermogensregeling kan de vermogensvraag vanuit het CASCADE MANAGEMENT via de 0-10V uitgang aan de warmteopwekker worden doorgegeven. 5.4.5.
5.4.7 Inschakelvoorwaarden 5.4.7.1 Temperatuur setwaarde Setwaarde maximum; De warmteopwekker setwaarde kan niet groter worden dan de maximum temperatuur (10-031) - afschakel differentie (09-021).On- / Off setpoint Setwaarde minimum: Gedurende bedrijf is het minimum de hoogste waarde van de minimum temperatuur (09-032) + inschakel differentie (09-003) en de gewenste temperatuur. Warmteopwekker setwaarde aanvoer (TWVset) Max. 10-31 (TWVmax) (09-21) Setwaarde bereik (09-03) Min.
5.4.8 Temperatuur regeling 2-traps of lineair (0 - 10 V uitgangssignaal) Afhankelijk van de instelling (09-035) proportioneel bereik warmteopwekker modulatie wordt de temperatuurregeling tweetraps of lineair (0 - 10V) uitgevoerd. Verder kan met kan de regeling buitentemperatuur afhankelijk (09-036) of vertraagd (09-034) worden vrijgegeven. Onderstaande afbeeldingen zijn van toepassing indien de regelstrategie warmteopwekker (11-001) staat ingesteld op temperatuur regeling, zie 5.6.5, pagina 64.
5.4.9 Pomp regeling De warmteopwekker pomp wordt ingeschakeld bij een warmtevraag en zal bij einde warmtevraag gedurende de met 09-00 ingestelde pompnadraaitijd nadraaien. Om vastzitten van pomp te voorkomen tijdens STANDBY of UIT wordt de pomp elke dag kort aangestuurd. De pomp schakelt in om 12:00 ’s middags voor een duur van 30 seconden.
5.5 WARMTE MANAGEMENT Het WARMTE MANAGEMENT bepaald hoe de opgewekte warmte verdeeld wordt in U installatie. Dit kan zijn middels een open of gesloten verdeler of door middel van een buffer. Er wordt tevens rekening gehouden met eventueel voorhanden zonne-energie. Het WARMTE MANAGEMENT verzamelt warmtevraag van alle verbruikers en bepaald daaruit de maximaal gewenste temperatuur voor aansturing van de warmteopwekkers.
5.5.4 Mogelijke systemen 5.5.4.1 Open verdeler Open verdelers worden meestal toegepast in verwarmingsinstallaties met cascadeopstelling waarbij gebruik wordt gemaakt van meerdere ketels in plaats van één grote ketel. Hierdoor krijgen we een hydraulische ontkoppeling tussen warmteopwekkers en verbruikers. Dit type installatie wordt afhankelijk van het wel of niet aanwezig zijn van de centrale aanvoertemperatuur geregeld op temperatuur of vermogen.
5.5.6 Installatie regelen op vermogen Bij deze manier van regelen hebben we altijd een centrale aanvoervoeler voor het meten van de installatie aanvoertemperatuur (TKx) bij verdeler/hydraulisch ontkoppeling of in een buffer (TPO). De regelaar berekend aan de hand van de afwijking tussen gewenste en gemeten installatie aanvoertemperatuur het benodigde vermogen. De gewenste aanvoertemperatuur is hierbij de hoogste warmtevraag van de aanwezige verbruikers.
5.6 CASCADE MANAGEMENT De CASCADE MANAGER ontvangt de gewenste setwaarde voor temperatuur en vermogen van het WARMTE MANAGEMENT en verdeelt dit vermogen over de aanwezige warmteopwekkers. Dit kunnen ééntraps, tweetraps of modulerende warmteopwekkers zijn. De inschakelvolgorde wordt bepaald door de volgorde waarop ze zijn ingegeven.
5.6.4 eBUS adres van de warmteopwekkers Door het ingeven van een adres (04-022) wordt het geven van warmte- en vermogensvraag voor de desbetreffende warmteopwekker actief. Bij instelling 0 wordt deze warmteopwekker niet aangesproken en worden verdere instellingen niet gebruikt bij het verdelen van de vraag. Het hier ingegeven adres moet overeenstemmen met het adres van de betreffende warmteopwekker.
5.6.8 Vermogen warmteopwekker Het effectieve vermogen van elke warmteopwekker wordt met 11-002 ingevoerd zodat de regeling weet welke en hoeveel warmteopwekkers benodigd zijn om te voldoen aan het totaal gewenste vermogen. Afhankelijk van de vraag zal de regeling een warmteopwekker wel of niet inschakelen.
6 Parameter lijst Alle beschikbare en niet met wachtwoord beveiligde parameters worden in onderstaande lijst weergegeven. Welke van deze parameters wel of niet worden weergegeven is verder nog afhankelijk van Uw systeemconfiguratie. 6.
ID Parameter Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord.
ID Parameter Beschrijving CV circuit - Instellingen 03-006 Opstooktijd. Voorwarmtijd in mi- Door de startoptimalisering kan de ruimte al bij benuten bij -10°C buitentempera- gin van het dagprogramma op temperatuur zijn. De tuur ingestelde waarde geeft de maximale opstarttijd bij -10 °C buitentemperatuur en 5K afwijking in ruimtetemperatuur. De tijd wordt automatisch geschaald voor andere buitentemperaturen tussen 100% bij -10 °C en 0% bij 20 °C.
ID Parameter CV circuit - Instellingen 03-012 Klimaatzone. Ontwerp buitentemperatuur t.b.v. stooklijn Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord. De stooklijn wordt bepaald door het instellen van een voetpunt en een ontwerp- of klimaatzone punt. Deze instelling is de klimaatzone (minimum buitentemperatuur in U regio) waarvoor U CV-systeem is ontworpen.
ID Parameter CV circuit - Instellingen 03-036 Koelgrens buitentemperatuur Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord. De koelgrens bepaald wanneer koelbedrijf wordt geblokkeerd op basis van de gemiddelde buitentemperatuur. Koelbedrijf wordt vrijgegeven zodra de gemiddelde buitentemperatuur boven de ingestelde waarde plus 0,5K stijgt. 15 40 °C 1 03-039 Verhoging dauwpunt begrenzing Met deze instelling kan bij koelbedrijf een veiligheidsmarge van de aanvoertemperatuur begrenzing t.o.v.
ID Parameter Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord. CV circuit - Instellingen 03-054 Ruimtetemperatuur setwaarde koelen normaal Ruimtetemperatuur setwaarde voor normaal dagbedrijf koelen 10 30 °C 0 03-056 Ruimtetemperatuur setwaarde koelen spaarbedrijf Ruimtetemperatuur setwaarde tijdens nachtverlaging koelen. 20 30 °C 0 03-058 Behaaglijkheid.
ID Parameter Beschrijving CV circuit - Instellingen 07-008 Maximum aanvoertemperatuur Maximaal mogelijke setwaarde voor de aanvoertemperatuur CV circuit Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord. 10 90 °C 2 07-009 Setwaarde aanvoertemperatuur De CV-circuit aanvoertemperatuur setwaarde bij handbedrijf.
6.2 ID TAPWATER CIRCUIT functie Parameter Tapwater circuit - Configuratie 05-076 Applicatie type tapwaterbereiding Beschrijving Met deze instelling kan gekozen worden uit vooraf gedefinieerde applicatie types. *Op gebruikersniveau alleen zichtbaar. *Beschikbare applicatie types worden weergegeven in het document "Hydraulische systemen en functie applicaties".
ID Parameter Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord. Tapwater circuit - Status (Titelbeeld) 02-052 Status tapwater regeling Bedrijfstoestand tapwaterregeling: 0 = Uitgeschakeld 1 = Normaal WW laadbedrijf 2 = Comfort WW laadbedrijf (Anti-legionella) 3 = Gedwongen begrenzing 4 = Gedwongen lading / lading 5 = Storing 0 255 Daalt de tapwatertemperatuur onder de setwaarde minus deze differentie dan wordt tapwaterbereiding geactiveerd, mits ook vrijgegeven door actuele bedrijfsmodus.
ID Parameter Tapwater circuit - Instellingen 05-025 P-bereik mengklep Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord. P-aandeel ofwel proportionele band voor regeling van de mengklep. het P-aandeel bepaalt bij welke afwijking tussen gewenste- en werkelijk aanvoertemperatuur het stuursignaal richting klep continu OPEN dan wel continu DICHT is (dus geen pulsen meer). - Een kleine instellingen bewerkt bij toenemende afwijking een grote wijziging van de bijmenging. De menggroep reageert dus snel.
ID Parameter Beschrijving Tapwater circuit - Instellingen 05-054 Inschakel setwaarde circulatie- Optioneel kunnen we voor aansturing van een circulatiepomp een voeler in het circulatiecircuit montepomp ren. De circulatiepomp wordt dan niet alleen gestuurd volgens klokprogramma maar tevens volgens de gemeten circulatie circuit temperatuur. Wordt de temperatuur lager dan de hier ingestelde waarde schakelt de pomp in.
6.3 ID WARMTEOPWEKKERS 1 en 2 Parameter Beschrijving Warmteopwekker - Configuratie Met deze instelling kan gekozen worden uit vooraf 09-076 Applicatie type warmte(ketel 1) opwekker gedefinieerde applicatie types. *Op gebruikersniveau alleen zichtbaar. 12-007 *Beschikbare applicatie types worden weerge(ketel 2) geven in het document "Hydraulische systemen en functie applicaties". 04-027 eBUS adres warmteopwekker Adres van de warmteopwekker binnen eBUS.
ID Parameter Beschrijving Warmteopwekker - Status (Titelbeeld) 02-053 Status warmteopwekker rege- Bedrijfstoestand warmteopwekker regeling ling 0 = UIT 1 = Verwarmen 3 = externe blokkering 15 = Alarm 16 = Storing 21 = TWVmax, maximum aanvoer afschakeling 22 = TWVsoll, setwaarde temperatuur afschakeling 26 = Bivalent afschakeling 27 = Tapwater blokkering bufferlading 28 = Minimum UIT tijd 29 = Minimum AAN tijd Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord.
ID Parameter Beschrijving Warmteopwekker - Instellingen 09-012 Buitentemperatuur vrijgave Buitentemperatuur waarbij de warmteopwekker wordt geblokkeerd. Deze blokkering is afhankelijk van de gekozen functie in 9-11. (Schakeldifferentie 2 K). Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord.
ID Parameter Beschrijving Warmteopwekker - Instellingen 09-098 Inschakelvolgorde omschake- Selecteer of omschakelen van de inschakelvolgorde tussen 1ste en 2de trap gewenst is. ling 1ste en 2de trap 0 = Geen omschakelen 1 = Omschakelen na elke start (de trap met het geringste aantal bedrijfsuren eerst) Min Max waarde waarde 0 1 Eenheid Wachtwoord. 2 10-031 Maximale temperatuur warmteopwekker Wordt de maximale warmteopwekker temperatuur overschreden dan wordt de warmteopwekker afgeschakeld.
6.4 ID WARMTE MANAGER functie Parameter Beschrijving Warmte manager - Configuratie 06-076 Applicatie type warmte manager Met deze instelling kan gekozen worden uit vooraf gedefinieerde applicatie types. *Op gebruikersniveau alleen zichtbaar. *Beschikbare applicatie types worden weergegeven in het document "Hydraulische systemen en functie applicaties".
ID Parameter Beschrijving Warmte manager - Instellingen 06-001 Maximum CV bedrijf vermogen Is het maximale vermogen wat bij CV-bedrijf en/of het laden van de buffer door de warmte manager kan worden gevraagd. Is deel van het totaal beschikbare warmteopwek vermogen (Som van de vermogens van alle warmteopwekkers in cascade management. 06-004 Verhoging warmteopwekker set- Hier kan een verhoging worden ingesteld t.o.v. de waarde bij CV bedrijf gewenste aanvoertemperatuur voor centrale verwarming.
ID Parameter Warmte manager - Instellingen 06-017 Maximale stijging setwaarde CV-bedrijf Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord. Maximaal toegestane stijging van de aanvoertemperatuur setwaarde voor een kaskade. Hiermee wordt voorkomen dat bij een plotseling sprong in setwaarde voor CV bedrijf alle of meerdere warmteopwekkers worden ingeschakeld. Dit kan zich voordoen bij o.a. start dagprogramma.
6.5 ID CASCADE MANAGER functie Parameter Beschrijving Cascade manager - Configuratie 11--076 Applicatie type cascade mana- Met deze instelling kan gekozen worden uit vooraf ger gedefinieerde applicatie types. *Op gebruikersniveau alleen zichtbaar. *Beschikbare applicatie types worden weergegeven in het document "Hydraulische systemen en functie applicaties".
ID Parameter Warmte manager - Instellingen 11-001 Regelstrategie warmteopwekker Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord. Met deze instelling kunnen we kiezen hoe de warmteopwekker wordt aangestuurd binnen de cascade regeling. 1 = Temperatuursturing ook voor tapwater. De warmteopwekker krijgt een temperatuur setwaarde en een vermogenssetwaarde van 100% 2 = Vermogenssturing ook voor tapwater.
6.6 ID ALGEMENE FUNCTIES Parameter Beschrijving Algemene functies - Configuratie 04-076 Applicatie type algemene Met deze instelling kan gekozen worden uit vooraf gedefinieerde applicatie types functies *Op gebruikersniveau alleen zichtbaar. *Beschikbare applicatie types worden weergegeven in het document "Hydraulische systemen en functie applicaties".
ID Parameter Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Algemene functies - Wens- en meetwaarden 00-000 Buitentemperatuur Gemeten buitentemperatuur °C 00-001 Ruimtetemperatuur gemeten °C Gemeten ruimtetemperatuur van mengcircuit 1 00-002 Aanvoertemperatuur gemeten t Gemeten aanvoertemperatuur van mengcircuit 1 °C 01-002 Aanvoer gewenst.
ID Parameter Beschrijving Min Max waarde waarde Eenheid Wachtwoord. Algemene functies - Instellingen 04-020 Unit nummer, eBUS adres van In een installatie met meerdere regelaars moet er ten minste 1 als hoofdregelaar geconfigureerd zijn. dit apparaat De hoofd- ofwel masterregelaar neemt het warmteen cascade management voor zijn rekening. Afhankelijk van de applicatie regelt deze ook nog warmteopwekkers, CV groepen en tapwaterbereiding.
ID Parameter Beschrijving Algemene functies - Instellingen 04-045 Actie uitvoeren Met deze instelling is het mogelijk om de regelaar bepaalde eenmalige opdrachten te laten uitvoeren. Welke taken toegankelijk zijn is afhankelijk van de ingegeven toegangscode. Special commando: 0 = Geen functie 4 = Wis data logger (minimaal OEM code) 8 = Bewaar voeler configuratie (min. service code) 9 = Reset geselecteerde regelaar (min.
7 7.1 90 Technische gegevens Technische gegevens MB 6100 / MB 6400 Spanningsverzorging: Via Bus (24V) Omgevingstemperatuur in bedrijf: 0 °C ... 50 °C Omgevingstemperatuur bij opslag: -20 °C ... 60 °C Relatieve vochtigheid: Max. 85 % geen condens eBUS: 2 draads, polariteit ongevoelig eBUS bekabeling: Max. 50 m, min. 0.
7.2 Technische gegevens SE 6320 OGZ Spanningsverzorging: 230 VAC + 10%, 50 Hz Verbruik: Max. 12 VA Zekering: 6.3 AT Spanning meetcircuits: 12 V, galvanische scheiding 4 kV Omgevingstemperatuur in bedrijf: 0 °C ... 50 °C Omgevingstemperatuur bij opslag: -20 °C ... 60 °C Relatieve vochtigheid: Max. 85 %; geen condens Bekabeling sensoren: Max. 100 m; min. 0,75 mm2 eBUS: Bekabeling: Stroomverzorging: 2-draads, max. 50 m, min. 0,5 mm2 24 V; max.
7.3 Temperatuur sensoren TYPE ZVF 210 Meetelement ZAF 200 NTC 5000 bij 25 °C Meetnauwkeurigheid / stroom 0 ... 70 °C ± 0,5 K / < 1 mA Meetbereik / Omgevingstemperatuur - 5 ... 105 °C Kabel / isolatie - 40 ... 50 °C PVC grijs 2 x 0.34 mm2 / 6 mm gestript met aderhuls. Draad / draadeinde Sensor behuizing Contact sensor Wandmontage / buiten 7.3.
7.
Begrippen en afkortingen TWV TWZ ULV WE WE-Controller WEP WW WWC ZH ZP 94 Warmteopwekker aanvoertemperatuuropnemer Warm water circulatie circuit temperatuur Omloopklep Warmteopwekker Warmteopwekker met eigene regeling voor vermogen, temperatuur, pomp etc.
8 Index Numeriek 0 - 10V ingang ..................................................................... 42 0 - 10V uitgang .................................................................... 43 A Adres master bediening wijzigen ......................................... 25 Afmetingen SE 6320 OGZ ................................................... 14 Algemene functies, parameters ........................................... 86 Anti kalk functie .................................................................
R Regelstrategie cascade ....................................................... 64 Relaistest ............................................................................. 37 RESET ................................................................................. 36 Ruimte compensatie ............................................................ 49 Ruimtebediening aan CV circuit toewijzen ........................... 34 Ruimtebediening activeren ..................................................
Notitie: 97
Notitie: 98
Notitie: 99
Leverancier: Itho Daalderop BV Adm. de Ruyterstraat 2 3115 HB Schiedam Postbus 21 3100 AA Schiedam T(010) 4278500 F(010) 4278999 E info@itho.nl I www.itho.