User Manual

Table Of Contents
51
Details van beeldverhoudingsinstellingen
Zie “Beeldverhouding en geprojecteerd beeld” (bladzijde 82) voor details over welke invloed de
instellingen voor de beeldverhouding hebben op het geprojecteerde beeld.
U kunt de procedure hieronder gebruiken om het geprojecteerde beeld horizontaal te spiegelen.
1.
Druk op [INPUT] terwijl er een signaalbron wordt geprojecteerd.
Hierdoor wordt het ingangsmenu geopend. De signaalbron die op dit moment wordt
geprojecteerd zal geselecteerd zijn op het menu.
2.
Druk op [] of [] om het beeld te Spiegelen.
Hierdoor wordt het ingangsmenu gesloten en wordt het beeld gespiegeld.
Een pictogram voor het Spiegelen zal verschijnen in de rechter bovenhoek van het
geprojecteerde beeld terwijl de Spiegelen functie in werking is.
3.
Druk op [ESC] om het Spiegelen af te sluiten.
Door op een andere toets te drukken dan [BLANK], [FREEZE], [D-ZOOM +], [D-ZOOM –],
[VOLUME +], of [VOLUME –] zal het Spiegelen ook worden afgesloten.
O
p
merkin
g
De toetsen hieronder kunnen worden gebruikt tijdens het Spiegelen.
[P], [BLANK], [FREEZE], [D-ZOOM +], [D-ZOOM –], [VOLUME +], [VOLUME –]
De [VOLUME +] en [VOLUME –] toetsen kunnen worden gebruikt om het volume te regelen,
maar niet om de geluidsweergave tijdelijk uit te schakelen.
Normaal Projecteert het beeld met de maximale grootte met behoud van de beeldverhouding van het
ingangssignaal.
Volledig Projecteert het beeld met de maximale grootte door het ingangssignaal te vergroten of te verkleinen.
16:9 Deze instelling is voor een beeldverhouding van 16:9, wat hetzelfde is als een bioscoopfilm, een HDTV
enz. Gebruiken van deze instelling wanneer het ingangssignaal een 16:9 beeld is dat in een 4:3
formaat is gecomprimeerd, zal het beeld weergeven met de daarvoor bestemde 16:9
beeldverhouding.
16:10 Deze instelling is voor een beeldverhouding van 16:10. Gebruik deze instelling om het beeld aan te
passen voor projectie op een scherm met een beeldverhouding van 16:10.
4:3 Ongeacht de beeldverhouding van het ingangssignaal wordt het beeld altijd geprojecteerd met een
beeldverhouding van 4:3.
Waar Projecteert elk beeldpunt uit het ingangssignaal als een beeldpunt in het geprojecteerde beeld. Als de
resolutie van het ingangssignaal hoger is dan die van de projector, wordt het meerdere niet
weergegeven. Als “Waar” is ingesteld voor de beeldverhouding bij een RGB-signaal met een resolutie
die lager is dan SVGA, zal het beeld voor projectie worden vergroot tot SVGA.
Brievenbus Bij een WXGA-model bepaalt deze instelling de horizontale resolutie van het beeld op 1280 pixels en
de verticale op 800 pixels, gecentreerd op het midden van het beeld, waarbij de beeldverhouding van
het ingangssignaal behouden blijft.
Bij een WUXGA-model bepaalt deze instelling de horizontale resolutie van het beeld op 1920 pixels en
de verticale op 1200 pixels, gecentreerd op het midden van het beeld, waarbij de beeldverhouding
van het ingangssignaal behouden blijft.
Horizontaal omslaan van het geprojecteerde beeld
(Spiegelen)