Operation Manual
APPENDIX
200
Beeldopname
Symptoom Mogelijke oorzaak Handeling
Autofocus stelt niet goed
scherp.
Het onderwerp is niet
scherp bij het opgenomen
beeld.
De flitser flitst niet.
De camera schakelt
zichzelf langzaam uit
tijdens het aftellen van de
zelfontspanner.
1) De lens is vuil.
2) Het onderwerp bevindt zich niet in het midden
van het scherpstelkader tijdens de compositie
van het beeld.
3) Het onderwerp dat u aan het opnemen bent is
van een type dat niet past bij de
autofocusfunctie (pagina 73).
4) De camera wordt bewogen.
Er was niet scherpgesteld op het beeld.
1)
(flitser uit) is geselecteerd als de
flitsfunctie.
2) De batterijen zijn leeg.
3) De filmfunctie (movie) is ingeschakeld bij de
camera.
4) Een scène die “
” (flitser uit) selecteert als de
flitsfunctie is geselecteerd bij de BESTSHOT
functie.
De batterijen zijn leeg.
1) Reinig de lens.
2) Let er op dat het onderwerp zich binnen het
scherpstelkader bevindt tijdens de compositie
van het beeld.
3) Stel met de hand scherp (pagina 76).
4) Zet de camera op een statief.
Bij het maken van de compositie van het beeld
dient u er op te letten dat.
1) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 63).
2) Laad de batterijen in de camera op of vervang
ze. (pagina 34).
3) Selecteer een andere opnamefunctie (REC).
4) Selecteer een andere flitserfunctie (pagina 63)
of een andere BESTSHOT scène (pagina 84).
Laad de batterijen in de camera op of vervang ze.